ECLI:NL:HR:2022:1000

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2022
Publicatiedatum
4 juli 2022
Zaaknummer
21/01328
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op advocate tijdens intakegesprek met gebruik van een stanleymes

In deze zaak gaat het om een poging tot moord op een advocate, gepleegd op 26 september 2017 in Zoetermeer. De verdachte, samen met medeverdachten, heeft een plan opgezet om de advocate aan te vallen. De aanval vond plaats tijdens een afspraak die de advocate had met een potentiële cliënt, waarbij de aanvaller, aangeduid als de 'steeker', haar met een stanleymes in het gezicht, op het hoofd en in de arm stak. De verdachte en de medeverdachten zijn vanuit Amsterdam naar Zoetermeer gereisd om deze aanval uit te voeren, waarbij de verdachte contact had met de chauffeur die hen vervoerde. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de voorbereiding van de aanval, maar heeft niet bewezen kunnen achten dat hij (voorwaardelijk) opzet had op de dood van de advocate. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het gerechtshof voor herbehandeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01328
Datum12 juli 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 17 maart 2021, nummer 22-003456-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben D. Bektesevic en F.T.C. Dölle, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde] heeft R.A. Korver, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel dat namens de verdachte is voorgesteld

2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de bewezenverklaring van het (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op de dood van [benadeelde] .
2.2.1
Ten laste van de verdachte is overeenkomstig de tenlastelegging in de zaak met parketnummer 09-857047-18 bewezenverklaard dat:
“hij op 26 september 2017 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [benadeelde] meermalen met een mes in het gezicht en het hoofd heeft gestoken en gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.”
2.2.2
Met betrekking tot de bewezenverklaring heeft het hof het volgende overwogen:
“Inleiding
Op 26 september 2017 omstreeks 15:00 uur had advocate [benadeelde] op haar kantoor aan de [a-straat 1] te Zoetermeer een afspraak met een potentiële cliënt. Degene die de afspraak maakte, maakte gebruik van een telefoonnummer dat eindigt op [telefoonnummer 1] . De man wilde hulp bij een echtscheiding en wilde daarover met 'advocaat [benadeelde] ' praten. Op het advocatenkantoor waren twee advocaten werkzaam met die achternaam, de zussen [zussen] . Van hen was [benadeelde] degene die zich voornamelijk met echtscheidingen bezig hield. Voor zover het hof hierna schrijft over ' [benadeelde] ' wordt [benadeelde] bedoeld.
De man die op de afspraak verscheen (verder: de steker) arriveerde rond 15.15 uur. Hij had een zwart hoedje op, dikke zwarte kleding aan, een zwarte bril op en was volgens [benadeelde] opvallend jong voor iemand die, zoals de man haar verteld had, al tien jaar getrouwd zou zijn. Nadat ze even hadden gesproken, wilde [benadeelde] haar visitekaartje pakken. Vervolgens werd zij zonder enige aanleiding door de man aangevallen. De man duwde haar tegen de muur en stak/sneed haar met een stanleymes in haar gezicht, op haar hoofd en in haar arm. De man rende vervolgens weg. [benadeelde] werd hevig bloedend aangetroffen door personeel van het kantoor. Om 15:24 uur werd de aanval bij de politie gemeld. Toen de politie arriveerde was [benadeelde] matig aanspreekbaar. Ze had onder meer een diepe snee van ongeveer zes centimeter in haar rechterwang, van de onderkant van haar oor richting haar mond, en een snee op haar hoofd. Ook had zij een snee van ongeveer 9 centimeter in haar linkerhand. Zij is met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
De politie heeft de identiteit van de steker tot op heden - voor zover bij het hof bekend - niet kunnen achterhalen. De verdachte en de medeverdachte [betrokkene 1] die in hoger beroep terechtstaan zouden volgens het Openbaar Ministerie betrokken zijn geweest bij het plan om een aanslag te plegen op de advocate.
De verdachte wordt primair - kort gezegd - verweten dat hij als medepleger gepoogd heeft [benadeelde] te vermoorden, dan wel te doden. De verdachte heeft iedere betrokkenheid ontkend.
Voor de opbouw van dit arrest volgt het hof deels het vonnis van de rechtbank. In hoger beroep zijn er evenwel nieuwe stukken aan het dossier toegevoegd. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep een verklaring afgelegd.
Handelingen van de steker: opzet
Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de steker opzet had op de dood van [benadeelde] .
Niet bewezen kan worden dat de steker boos opzet had op het doden van [benadeelde] . Het voorwaardelijk opzet is echter wel wettig en overtuigend bewezen. Het hof heeft dat oordeel gebaseerd op een positieve beantwoording van de vraag of de steker door zijn geweldshandelingen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde] zou komen te overlijden.
Daartoe wordt het volgende overwogen.
Uit de verklaring van [benadeelde] in combinatie met het geconstateerde letsel aan haar hoofd volgt dat de steker minstens tweemaal met een stanleymes heeft gestoken dan wel gesneden in het hoofd en het gezicht van [benadeelde] . Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in het gelaat, nabij de halsstreek van een persoon tot de dood kan leiden. In die halsstreek bevinden zich immers grote slagaders, die niet door andere structuren worden beschermd.
Het letsel aan de rechterwang van [benadeelde] liep van de onderkant van het oor richting de mondhoek. Daarmee liep het letsel parallel aan de kaaklijn en was het enkele centimeters verwijderd van de hals. Het stanleymes had volgens [benadeelde] een lemmet van 3 tot 5 centimeter. Te verwachten was dat [benadeelde] zich zou verzetten tegen de aanval met het stanleymes. Hier komt bij dat [benadeelde] in het hoofd gestoken/gesneden werd door één persoon zonder dat zij daarbij bijvoorbeeld gefixeerd werd door een mededader. Tot het in een gecontroleerde toestand aanbrengen van een snee in het gezicht van [benadeelde] was de steker in zijn eentje dus niet in staat, en dat was zeer voorzienbaar. Daarmee was de kans op volledige controle op het snijden/steken door de steker vrijwel afwezig.
Naar het oordeel van het hof levert het onder die omstandigheden met - gelet op de verwondingen - een zeer scherp stanleymes met een lemmet van tenminste 3 centimeter snijden/steken in het hoofd en het gezicht in de buurt van de hals, met de zich daarin bevindende slagaders, een aanmerkelijke kans op de dood op. Met die geweldshandelingen heeft de steker bewust die aanmerkelijke kans op de dood van [benadeelde] aanvaard. De steker had daarmee het voorwaardelijk opzet op de dood van [benadeelde] .
Handelingen van de steker: voorbedachten rade
Het hof is ook van oordeel dat de steker met voorbedachten rade heeft gehandeld. Daartoe is het volgende overwogen.
De afspraak met [benadeelde] is op 25 september 2017 telefonisch gemaakt met telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Dit telefoonnummer is voor het eerst actief de dag voor de aanval en was niet meer te bereiken op de dag na de aanval. Naast SMS-berichten met provider Lyca (voorafgaande aan de aanval) en twee gesprekken van één seconde met onbekende telefoonnummers (na de aanval), is het telefoonnummer enkel gebruikt om drie keer te bellen met het advocatenkantoor. Daaruit volgt naar het oordeel van het hof dat het telefoonnummer in essentie slechts is gebruikt voor het onderhouden van contact met het advocatenkantoor.
[benadeelde] heeft verklaard dat de man uit het niets uithaalde en uit het dossier volgen verder geen aanwijzingen dat er op dat moment een directe aanleiding bestond voor de aanval van de steker.
Er is een dag voor de aanval een afspraak gemaakt met een advocaat voor een bespreking over een echtscheiding. Daarvoor is een nieuw telefoonnummer gebruikt, dat speciaal daarvoor in gebruik is genomen. Naar die afspraak is een stanleymes meegenomen. Dat het daadwerkelijk om een echtscheiding ging werd door de advocaat betwijfeld; de steker was erg jong om al tien jaar getrouwd te zijn. Zonder aankondiging of aanleiding werd [benadeelde] gestoken.
Uit die omstandigheden volgt dat de nodige voorbereidingen zijn getroffen om de aanval mogelijk te maken en dat de steker voorafgaand aan zijn bezoek al het plan had om [benadeelde] aan te vallen met het stanleymes. Dit wordt ondersteund door de omstandigheid dat de steker zwarte kleding, een zwarte bril en een zwarte hoed droeg. Net als het speciaal hiervoor in gebruik genomen nummer, past dat bij het verhullen van zijn identiteit. Dat verhullen laat zich wel rijmen met een geplande aanval en niet met een informatieve afspraak over een echtscheiding.
De geplande aanpak van deze aanval duidt naar het oordeel van het hof dan ook op kalm beraad en rustig overleg. Er zijn geen contra-indicaties.
Tussenconclusie
De steker heeft opzettelijk en met voorbedachten rade gepoogd [benadeelde] dodelijk te verwonden. Dat maakt dat er sprake is van een poging tot moord.
De chauffeur
Op camerabeelden van een flatgebouw aan de [b-straat] in Zoetermeer is te zien dat kort voor de aanval, om 15:07:30 uur, een auto in de richting van de doodlopende parkeerplaats aan de [b-straat] rijdt. Het is een Seat Ibiza voorzien van het kenteken [kenteken 1] .
Op de camerabeelden van 15:09:04 en :07 uur is een man te zien die voldoet aan het signalement van de steker. Hij loopt uit de richting van de Seat en gaat richting het advocatenkantoor. Op camerabeelden van 15:23 uur van hetzelfde flatgebouw is te zien dat een man, die voldoet aan het signalement van de steker, rent uit de richting van de [a-straat ] . Hij loopt richting de doodlopende parkeerplaats waar de Seat geparkeerd staat. Vervolgens rijdt om 15:26:08 uur de grijs/zwarte auto, die om 15:07:30 was komen aanrijden, met hoge snelheid weg van die parkeerplaats, richting de doorgaande weg.
De Seat Ibiza met voornoemd kenteken is vóór de aanval om 15:03:36 uur geregistreerd door een ARS-paal aan de [f-straat] te Zoetermeer. Diezelfde auto is na de aanval om 15:32:57 uur geregistreerd door een ARS-paal op de A4 richting Amsterdam. De auto stond geregistreerd op naam van [betrokkene 2] , wonende te Amsterdam.
[betrokkene 3] heeft op 16 mei 2018 verklaard dat hij wel eens gebruik maakt van de Seat van zijn zus. Uit een handgeschreven verklaring van [betrokkene 3] maakt het hof op dat er telefonisch contact is geweest in verband met een autorit naar Zoetermeer en weer terug. Hij heeft de jongen met het hoedje op de dag van het steekincident met de Seat vervoerd naar Zoetermeer en vervolgens terug gebracht naar Amsterdam.
Verdachte [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij op de bewuste dag in zijn wijk (het hof begrijpt: in Amsterdam) is ingestapt in een grijze Seat Ibiza en dat de man met het hoedje al in de auto zat.
Tussenconclusie
[betrokkene 3] heeft de steker per auto van Amsterdam naar Zoetermeer vervoerd, in ieder geval samen met [betrokkene 1] . [betrokkene 3] heeft de steker van Zoetermeer weer terug naar Amsterdam gebracht.
Verdachte [betrokkene 1]
Op de camerabeelden van genoemd flatgebouw en op camerabeelden van de Domino's Pizza is te zien dat vanaf het moment dat de steker in beeld komt naast hem een man loopt. Inmiddels is duidelijk dat dit verdachte [betrokkene 1] was. De steker loopt naast hem tot en met de rotonde waar het advocatenkantoor gevestigd is. [betrokkene 1] had kort zwart naar achteren gekamd haar, droeg naast een zwarte jas met bontkraag een lichtkleurige broek en zwarte schoenen met een witte zool. Hij neemt - als de steker vanaf de rotonde naar het advocatenkantoor loopt - de gehele rotonde en loopt tussen 15:12 en 15:14 uur aan de andere kant van de weg terug over de [b-straat] . [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij naast de steker loopt.
[betrokkene 1] heeft in de fase van het hoger beroep ten overstaan van de politie erkend dat hij tegen betaling een opdracht had aangenomen en daardoor betrokken was bij de aanval op [benadeelde] . Het verhoor waarin hij dit heeft erkend is door de politie niet uitgewerkt vanwege problemen met de audio-opname. Een proces-verbaal van bevindingen met een samenvatting van dat verhoor is ter gelegenheid van het verhoor van [betrokkene 1] op het kabinet raadsheer-commissaris aan het dossier van [verdachte] toegevoegd door de advocaat-generaal.
Dat [betrokkene 1] in opdracht van een ander handelde en daarvoor geld betaald kreeg, vindt steun in de verklaring van getuige 01 die [betrokkene 1] heeft horen zeggen dat hij betrokken was bij de betreffende opdracht. De verklaringen over de reikwijdte van deze opdracht lopen wel uiteen en ook op andere onderdelen verklaart [betrokkene 1] anders, hetgeen bij deze bespreking van de aard van de opdracht terzijde wordt gelaten. Volgens [betrokkene 1] zou de opdracht 'slechts' betrekking hebben op een bedreiging van een advocaat en niet zoals getuige 01 heeft verklaard:
“(...) hij heeft gebeld. Hij heeft die afspraak gemaakt en hij heeft die 15-jarige jongen zeg maar, dat heeft hij ook gezegd zeg maar, die heeft ie naar die vrouw toe ..(ntvs)...om te laten krassen zeg maar. (...) V1: Wat bedoel jij met gekrast dan? G: Ja dit is gewoon eh krassen toch? Dat is gewoon eh krassen toch, dat kunt u toch ook nu doen met uw pen? V1: Ja maar je hebt krassen en je hebt snijden. Wat bedoel jij met krassen? G: Ja ik hoorde dat hij haar gewoon in haar gezicht is en dat is gewoon een heel erg litteken. (...) V2: Maar heeft hij tegen jou gezegd: Ze is gekrast of.. G: Ja. Gekrast zeg maar. V2: Dus dat heb je niet uit de....van de pers, hij heeft echt gezegd... G: (onderbreekt) nee ze is gekrast, zo wordt het op de straat genoemd zeg maar. (...) Hij liet een foto van Opsporing Verzocht zien. Hij vertelde dat hij er € 20.000,- voor heeft gehad (...). Hij heeft gezegd dat heeft gebeld en de afspraak heeft gemaakt. Hij heeft gezegd dat hij jongen van 15 jaar daar heeft gebracht. (...) V: Wat bedoelt hij met krassen? A: In straattaal is dat iemand in het gezicht te krassen. Het was niet de bedoeling dat zij dood ging.. (...) V: Hoe heeft [betrokkene 4] tegen jou gezegd dat het slachtoffer niet dood moest? A: Hij heeft tegen mij gezegd dat het (het hof begrijpt: hij) via de PGP de opdracht gekregen heeft de vrouw te krassen, verminken en zij niet dood moest. (...) A: Hij kreeg een open vacature via de telefoon dat er een opdracht was om iemand te krassen. Hierop heeft hij gereageerd. V: Wat bedoel jij met een open vacature? A: Met een PGP wordt er dan een bericht gestuurd naar de personen die een cirkeltje zitten. V: Wat bedoel jij met een cirkeltje? A: Het is een soort groepsapp. (...) V: Hoe zijn zij naar die vrouw toegegaan?
A: Door de acceptatie. [betrokkene 4] heeft tegen mij verteld dat hij de gegevens heeft gekregen, de gegevens wat voor hem belangrijk was om te weten, welk nummer hij moest bellen wat hij precies moest doen, de opdracht en de beloning. [betrokkene 4] vertelde tegen mij dat dit de standaard gegevens waren en anders niet wist wat hij moest doen.”
Deze getuigenverklaring onderstreept het planmatige karakter van de wijze waarop de aanval op [benadeelde] is voorbereid. Het hof merkt daarbij op dat de telefoonnummers eindigend op [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] speciaal voor deze opdracht zijn gebruikt, gelet op de beperkte duur waarop deze nummers actief zijn geweest. Dit laatste nummer is volgens het hof door de verdachte in gebruik genomen (zie hierna). Daar komt bij dat op de parkeerplaats voor het advocatenkantoor op 11 september 2017 een Opel Astra personenauto is gezien die in de kring van beide verdachten kan worden geplaatst. De aanwezigheid van die auto op die plek kan in retrospectief niet anders geduid worden dan dat de uitvoering van de opdracht is voorbereid. Ook het gebruik maken van een combinatie van een personenauto en openbaar vervoer vergt voorbereiding. Daarnaast is er tevoren een afspraak gemaakt met het advocatenkantoor, welke afspraak later met ongeveer een kwartier bijgesteld is.
Het hof merkt op dat het alternatieve scenario waarbij uitgegaan wordt van 'bedreiging' in het onderzoek geen concrete invulling heeft gekregen. [betrokkene 1] heeft zich er niet over uitgelaten op welke wijze de opdrachtgever [benadeelde] heeft willen laten bedreigen. Bij de raadsheer-commissaris heeft [betrokkene 1] gebruik gemaakt van zijn verschoningsrecht. Het heeft er alle schijn van dat [betrokkene 1] slechts over een bedreiging heeft verklaard louter omdat dit in zijn ogen een minder strafwaardig delict zou zijn. Een dergelijk lichter scenario verhoudt zich naar het oordeel van het hof niet met bovenomschreven planmatige aanpak van de aanval.
Het hof komt op basis van genoemde feiten en omstandigheden tezamen, zoals vervat in de bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien - tot de slotsom dat het door [betrokkene 1] geschetste scenario waarbij 'slechts' sprake zou zijn van een bedreiging, niet aannemelijk is geworden. Het hof houdt het daarom op het oogmerk zoals genoemd door getuige 01.
Getuige 01
Het hof overweegt dat het gebruik van de verklaring van getuige 01 in deze zaak geen vanzelfsprekendheid is. Het hof heeft zich (ambtshalve) afgevraagd of deze verklaring voldoende betrouwbaar is.
Het hof stelt vast dat getuige 01 door de politie en de rechter-commissaris is gehoord terwijl zijn identiteitsgegevens slechts kenbaar zijn gemaakt aan de rechter-commissaris en hij in het proces-verbaal is aangeduid met nummer 01. Daarnaast zijn bij dit verhoor beperkingen van toepassing geweest doordat de verdediging geen rechtstreeks zichtcontact met de gehoorde getuige had en omdat er gebruik is gemaakt van stemvervorming. De reden voor de toekenning van de beperkte anonimiteit was gelegen in het feit dat de getuige afkomstig is uit de kring van de medeverdachte en aannemelijk is dat zijn verklaring aanleiding kan geven tot represailles. De toekenning van de beperkte anonimiteit heeft geen afbreuk gedaan aan het ondervragingsrecht. De verhoren als in de processen-verbaal weergegeven, geven geen aanleiding om aan te nemen dat het recht op een zuivere waarheidsvinding door de aangebrachte beperking geweld is aangedaan. De beperkingen tijdens het verhoor zijn niet dermate ingrijpend geweest dat de verklaringen van getuige 01 om die reden als onbetrouwbaar moeten worden bestempeld. Ook anderszins acht het hof de verklaringen van getuige 01 betrouwbaar.
De ambivalente gevoelens over het al dan niet getuigen en zijn medeleven met het slachtoffer geven deze verklaring een authentiek karakter. Daarnaast worden details over het privéleven van [betrokkene 1] benoemd. [betrokkene 1] heeft verklaard dat [betrokkene 5] een vriend van hem is. Dat is de persoon waarover getuige 01 verklaard heeft dat hij via hem in contact is gekomen met [betrokkene 1] . Getuige 01 was ook in het bezit van het telefoonnummer van [betrokkene 1] dat eindigt op [telefoonnummer 3] . Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de [telefoonnummer 3] in gebruik was bij [betrokkene 1] . Dit gezien het feit dat het telefoontoestel dat hij gebruikt veelvuldig gebruik maakt van het basisstation op de Plesmanlaan 1 te Amsterdam. Dit basisstation heeft dekking op het woonadres van [betrokkene 1] . Hier komt bij dat de [telefoonnummer 3] op 26 september 2017 te 16:12 uur gebruik maakt van het basisstation op de Maasstraat te Den Haag hetgeen past bij de hiervoor reeds vastgesteld reisbewegingen waarbij [betrokkene 1] op dat moment op Den Haag CS is, dat binnen het bereik van het basisstation op de Maasstraat valt. Voor het hof is evenwel van doorslaggevend belang dat de verklaring van getuige 01 in de loop van het proces door [betrokkene 1] is bevestigd op 3 maart 2020 terwijl getuige 01 zijn gedetailleerde verklaring al op 9 januari 2018 had afgelegd.
Tussenconclusie
Het hof stelt vast dat [betrokkene 1] van een onbekend gebleven persoon tegen betaling een opdracht heeft aangenomen om tezamen met een ander [benadeelde] aan te vallen waarbij zij 'gekrast' zou worden. Hij is met de steker door [betrokkene 3] van Amsterdam naar Zoetermeer gebracht in een Seat Ibiza. [betrokkene 1] is tot en met de rotonde, die voor het desbetreffende advocatenkantoor ligt, meegelopen met de steker. [betrokkene 1] heeft verklaard dat hij zichzelf heeft herkend op de in de media getoonde beelden. Na het meelopen met de steker tot en met de rotonde is hij weggegaan naar NS station Zoetermeer (Mandelabrug). Hij heeft daar - in plaats van terug te reizen met de auto waarmee hij op de heenweg is gekomen - de trein richting Den Haag CS genomen.
De rol van de verdachte bij de aanval
Het hof stelt eerst een aantal feiten en omstandigheden vast en zal daarna ingaan op de vraag in hoeverre deze redengevend kunnen zijn voor het oordeel dat de verdachte medepleger is van de aanval die hiervoor is omschreven als een (voorwaardelijk opzettelijke) poging tot moord.
a) Op 11 september 2017 is op de parkeerplaats voor het advocatenkantoor van [benadeelde] een Opel Astra gezien met twee inzittenden. Het kenteken van de Opel Astra is [kenteken 2] . De verdachte is op 16 september 2017 aangetroffen in dit voertuig tezamen met onder meer [betrokkene 1] .
b) De verdachte is een bekende van [betrokkene 1] . Dat zij elkaar kenden is door de verdachte erkend ter terechtzitting in hoger beroep. Zij kennen elkaar omdat ze uit dezelfde buurt komen, aldus de verdachte. Ze trokken ook met elkaar op, gegeven het feit dat ze op 16 september 2017 samen zijn aangetroffen in de genoemde Opel Astra.
c) Op 26 september 2017 omstreeks 15:07 uur werd de Seat van [betrokkene 3] op de [b-straat] te Zoetermeer geparkeerd. De verdachte loopt op 26 september 2017 omstreeks 15:10 uur op de [c-straat] te Zoetermeer. Hij komt uit de richting van de [b-straat] en loopt in de richting van de [d-straat] . De plaats waar de verdachte wordt gesignaleerd bevindt zich in de directe nabijheid van de Seat die twee minuten daarvoor is geparkeerd. De duur van een wandeling vanaf de [b-straat] tot aan de Nelson Mandelabrug is ongeveer 15 minuten.
Verweer
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman, dat de verdachte niet kan zijn herkend door de politie omdat hij op de foto die zich in het dossier bevindt niet te herkennen is alsmede het standpunt dat er op neer komt dat de politie slechts uit gaat van gissingen met betrekking tot diens reisbewegingen. Het hof heeft geen reden om aan deze herkenning door de politie te twijfelen. De kwaliteit van de bewegende beelden die de politie heeft bestudeerd is beter dan die van de schermafdrukken in het dossier. Daar komt bij dat ook het hof na waarneming van de foto in het dossier geen twijfels heeft aan de juistheid van de waarneming door de politie. Die waarneming dient ten slotte bezien te worden in samenhang met de feiten en omstandigheden die in het proces-verbaal van bevindingen staan beschreven. Dit leidt tot de volgende vaststelling: de verdachte is op 26 september samen met chauffeur [betrokkene 3] , de steker en [betrokkene 1] in de Seat Ibiza met het kenteken [kenteken 1] vanuit Amsterdam naar Zoetermeer gegaan. De Seat Ibiza werd door [betrokkene 3] op de parkeerplaats aan de [b-straat] geparkeerd. De steker en [betrokkene 1] stapten uit en liepen naar advocatenkantoor [A] . De verdachte stapte uit en liep naar het treinstation.
Het Hof is van oordeel dat er voldoende ankerpunten zijn die deze gang van zaken bevestigen, een en ander zoals omschreven in het proces-verbaal van bevindingen en in samenhang bezien met de bevindingen zoals hierna beschreven als het gaat om het telefoonnummer dat de verdachte gebruikte, zijn aanwezigheid op het station en het contact met de verdachte [betrokkene 3] zoals hierna aan de orde komt.
Het hof acht bewezen dat de verdachte tezamen met de steker en [betrokkene 1] door verdachte [betrokkene 3] met de auto naar Zoetermeer is gebracht.
d) De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij te zien is op camerabeelden. Hij is de man die op 26 september 2017 omstreeks 15.18 uur op de [d-straat] in Zoetermeer loopt, in de richting van de Nelson Mandelabrug.
e) De verdachte heeft in hoger beroep erkend dat hij te zien is op camerabeelden van het moment waarop hij omstreeks 15:20 uur op de Nelson Mandelabrug te Zoetermeer verschijnt. De verdachte draagt een lichte broek, een donkere jas, schoenen met witte zolen en een bril. De verdachte komt via de roltrap bij ingang Driemanspolder de Nelson Mandelabrug op. De verdachte loopt vervolgens richting de straatmuzikant en zij hebben een gesprek. De verdachte rent vervolgens naar de OV-poortjes, trapt de poortjes open en rent de trap af. Omstreeks 15:35 uur is de verdachte op camerabeelden van Den Haag Centraal Station te zien. Hij checkt met een op zijn naam gestelde OV-chipkaart om 15:35 uur in bij de OV-poortjes. De verdachte stapt vervolgens in een Sprinter richting Amsterdam Centraal.
f) De verdachte [betrokkene 1] was die dag omstreeks 15:29 uur op hetzelfde station als de verdachte. Ook hij liep naar de straatmuzikant en voerde daar een kort gesprek mee en reisde per trein via Den Haag Centraal Station naar Amsterdam. Opvallend, is dat de kleding van de verdachte soortgelijk is aan de kleding van [betrokkene 1] en ook op dezelfde manier wordt gedragen. Beiden zijn op de camerabeelden van het station te zien op sneakers met lichte zolen, ze dragen beiden een lichte broek, een geopende jas met een shirt los over de broek heen en een opvallende zwarte bril. Verder valt op dat [betrokkene 1] toen hij op de rotonde voor het kantoor met de steker richting [A] Advocaten liep, geen bril droeg en zijn jas nog dicht had, maar op het moment dat hij bij het station gefilmd wordt wel een bril draagt en zijn jas open heeft.
g) Voorts acht het hof om een vijftal redenen het antwoord op de vraag of het telefoonnummer [telefoonnummer 2] op 26 september 2017 is gebruikt door de verdachte van belang.
- Ten eerste omdat uit onderzoek is gebleken dat op 26 september (het hof begrijpt: 2017) getracht is om vanaf het telefoonnummer [telefoonnummer 3] te bellen naar het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Er ontstond een verbinding van 5 seconden maar er is geen daadwerkelijk gesprek tot stand gekomen. Het hof merkt hierbij op dat uit het onderzoek is gebleken dat het nummer eindigend op [telefoonnummer 3] die dag in gebruik was bij [betrokkene 1] .
- Het tweede punt van belang is, dat uit de historische verkeersgegevens van dit nummer kan worden vastgesteld dat dit telefoonnummer contact had met de chauffeur die de steker naar Zoetermeer heeft gebracht. Het nummer dat eindigt op [telefoonnummer 4] werd die dag gebruikt door [betrokkene 3] . Dat [betrokkene 3] dit telefoonnummer gebruikte, blijkt uit het onderzoek van de politie in samenhang met [betrokkene 3] schriftelijke verklaring. [betrokkene 3] schrijft dat hij op 26 september 2017 toen hij op school was gebeld is voor het vervoer van de jongen met het hoedje en dat hij gewoon zijn eigen telefoonnummer heeft gebruikt. Uit zijn verhoor bij de politie op 16 mei 2018 blijkt dat [betrokkene 3] een opleiding administratie volgt in Haarlem.
- Ten derde is van belang dat het contact met [betrokkene 3] door de [telefoonnummer 2] op 26 september 2017 intensief is geweest. Uit de historische verkeersgegevens van het nummer eindigend op [telefoonnummer 4] blijkt dat [betrokkene 3] op 26 september 2017 om 13:23 uur voor de duur van 66 seconden is gebeld door de [telefoonnummer 2] . Het nummer van [betrokkene 3] straalde op dat moment een zendmast in Haarlem aan. De [telefoonnummer 2] sms'te voorts driemaal en belde éénmaal om 15:23 uur naar [betrokkene 3] . [betrokkene 3] stuurde om 15:27 uur een SMS naar dat telefoonnummer. Om 15:38 uur stuurde dat nummer wederom een SMS naar [betrokkene 3] , die daarop belde naar dat nummer. Tussen 16:03 en 16:37 uur heeft [betrokkene 3] nog viermaal contact gezocht met dat nummer.
- Een vierde reden om dit nummer van belang te achten is dat dit telefoonnummer alleen op 26 september actief in het netwerk was, waaronder in Zoetermeer. De eerste activiteit met het nummer was omstreeks 13:17 uur.
- Het vijfde punt waarom dit nummer van belang is, betreft de verplaatsing van de gebruiker daarvan die uit zendmastgegevens kan worden afgeleid. Omstreeks 13:23 uur vond een telefoongesprek met het nummer van [betrokkene 3] plaats. Tot en met dat moment werden er door het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] zendmasten in Amsterdam aangestraald. De daarop volgende activiteit was omstreeks 15:15 uur en dat betrof een SMS die werd verstuurd naar het nummer van [betrokkene 3] . Toen werd door het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer 2] een zendmast in Zoetermeer aangestraald.
Vanaf 15:15:12 uur straalde de [telefoonnummer 2] aan op de volgende zendmasten:
15:15:12 uur Boerhaavelaan 7 te Zoetermeer
15:16:23 uur Boerhaavelaan 7 te Zoetermeer
15:23:21 uur Danny Kayelaan 20 Zoetermeer
15:27:31 uur Tiber Den Haag
15:28:29 uur Nieuweveense pad Den Haag
15:29:34 uur Stationplein 4 Voorburg
15:32:20 uur Binckhorstlaan 36 Den Haag
15:36:39 uur Koningin Julianaplein 10 Den Haag
15:38:14 uur Koningin Julianaplein 10 Den Haag
15:38:41 uur Maasstraat 5 Den Haag
De laatste zeven zendmasten liggen allemaal op de route langs het spoor van Zoetermeer naar Den Haag Centraal Station.
Verweer
De raadsman van de verdachte heeft aangevoerd dat de conclusies die de politie heeft getrokken over het gebruik van het nummer dat eindigt op [telefoonnummer 2] onjuist zijn.
Kort samengevat heeft hij erop gewezen dat op basis van de camerabeelden de conclusie is te trekken dat de verdachte niet de gebruiker is van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] . Op het moment dat de verdachte op de camerabeelden te zien is, wordt er geen gebruik gemaakt van een telefoon, terwijl uit de belgegevens van het nummer [telefoonnummer 2] volgt dat op die tijdstippen een SMS wordt verstuurd en een telefoongesprek van 29 seconden wordt gevoerd. Het is daarom onaannemelijk dat de verdachte de gebruiker is geweest van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] , aldus de raadsman van de verdachte.
Het hof verwerpt dit verweer. Hetgeen de raadsman stelt, volgt niet dwingend uit het technische bewijs. Er zijn meerdere omstandigheden denkbaar waaronder een SMS verstuurd kan worden. Een reeds opgesteld bericht kan zonder veel moeite op enig tijdstip nadien verzonden worden en er kunnen andere omstandigheden zijn waardoor er tijdsverschil is tussen verzenden en ontvangen. Uit het onderzoek kan niet de conclusie worden getrokken dat hetgeen de verbalisanten in het betreffende proces-verbaal hebben vastgesteld niet mogelijk is. Voor het voeren van een telefoongesprek geldt dat dit ook onder verschillende omstandigheden kan plaatsvinden, waarbij niet altijd zichtbaar is of iemand telefonisch contact heeft. Bij het gebruik van een technisch hulpmiddel hoeft een telefoon niet in de hand gehouden te worden tijdens een gesprek noch is het evident dat zichtbaar is dat op een bepaald moment getelefoneerd wordt. Met de raadsman constateert het hof dat op het beeldmateriaal niet te zien is dat gebruik wordt gemaakt van een telefoon. Dat betekent echter niet dat de bevindingen niet juist zijn.
Gelet op de overtuigende samenhang van beeldmateriaal, tijdswaarnemingen, historische gegevens, paalgegevens en reisbewegingen, zoals gerelateerd in het proces-verbaal, acht het hof bewezen dat de verdachte gebruik maakte van het telefoonnummer met de eindnummers [telefoonnummer 2] .
Daarmee staat vast dat de verdachte op 26 september 2017 in het begin van de middag, telefonisch contact heeft gezocht met [betrokkene 1] , dat hij daarbij gebruik maakte van een telefoonnummer dat slechts op de dag van de aanval is gebruikt, dat met dit nummer intensief contact is geweest met de chauffeur die de steker heeft vervoerd naar Zoetermeer en dat met dit nummer met de chauffeur de afspraak voor dit vervoer is gemaakt, en dat de verdachte een telefoon met dit telefoonnummer bij zich had toen hij in Zoetermeer aanwezig was op de dag van de aanval. Hier komt nog bij dat [verdachte] en [betrokkene 3] tussen het maken van de afspraak en het arriveren van de Seat op de parkeerplaats bij de flat aan de [b-straat] geen telefonisch contact hadden, terwijl zij dat, zoals hiervoor is vastgesteld, zowel daarvoor als daarna veelvuldig hadden. Dat ondersteunt de conclusie over een gezamenlijke autorit.
Aannemelijkheid van de verklaring van de verdachte over diens betrokkenheid.
De verdachte heeft zich ten overstaan van de politie op 14 en 15 mei 2018 beroepen op zijn zwijgrecht. Ook bij zijn inbewaringstelling door de rechter-commissaris heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen, maar hij heeft daaraan toegevoegd dat hij onschuldig is en er niets mee te maken heeft. Op de terechtzitting in eerste aanleg van 27 maart 2019 heeft de verdachte geen verklaring af willen leggen over het gebeurde op 26 september 2017, behalve dat hij onschuldig is. Voor het overige heeft hij zich beroepen op zijn zwijgrecht. Op de terechtzitting in eerste aanleg van 14 juni 2019 heeft de verdachte in zijn laatste woord verklaard dat het erg is wat de familie […] is aangedaan, maar dat hij onschuldig is. Pas ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte erkend dat hij op sommige videobeelden te zien is (zoals hiervoor al is beschreven). Verder heeft hij - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij onschuldig is. Hij kwam op 26 september 2017 niet uit Amsterdam maar was de nacht van 25 op 26 september in Zoetermeer bij een vriend blijven slapen. Hij was van plan om een terrasje te pakken in Den Haag, had haast om de trein te halen en is daarom op NS station Zoetermeer met geweld door het poortje gegaan zonder in te checken. Hij had die hele 26ste september in het geheel geen telefoon bij zich, aldus de verdachte. De verdachte heeft niet willen verklaren wie de vriend is bij wie hij heeft geslapen, noch willen verklaren waar deze vriend in Zoetermeer woont.
Oordeel van het hof
Uit de onder a) tot en met g) genoemde feiten en omstandigheden in samenhang met hetgeen daarvoor is besproken, leidt het hof af dat de verdachte op 26 september 2017 tezamen met [betrokkene 1] en de steker vanuit Amsterdam naar Zoetermeer is gegaan om in opdracht van een ander tegen betaling [benadeelde] aan te vallen waarbij ze zou worden 'gekrast'. De verdachte gebruikte die dag een speciaal telefoonnummer en onderhield daarmee contact met de chauffeur. Het hof heeft niet kunnen vaststellen waarom de verdachte toen de aanval nog moest plaatsvinden is vertrokken uit Zoetermeer en daarbij niet met zijn - persoonlijke - OV-kaart incheckte, wat hij wel deed op het vervolgtraject vanaf Den Haag Centraal, noch waarom hij en [betrokkene 1] op NS Station Zoetermeer op eenzelfde wijze gekleed waren - inclusief een opvallende zwarte bril - en waarom zij hetzelfde gedrag vertoonden richting een straatmuzikant. Naar het oordeel van het hof wijst dit gedrag op planmatig handelen, mogelijk om [betrokkene 1] , die bij de steker was, een alibi te geven, maar nu de duiding van dit gedrag ontbreekt heeft het als bewijs minder soortelijk gewicht dan de andere genoemde feiten en omstandigheden. Het hof tilt daarentegen zwaar aan het feit dat de verdachte voor deze bijzondere gelegenheid - net als degene die de afspraak met het advocatenkantoor heeft gemaakt - een nieuw telefoonnummer gebruikte, welk telefoonnummer daarna niet meer in gebruik was. Daarmee is duidelijk dat dit telefoonnummer geregeld is voor deze opdracht en dat de verdachte als gebruiker van dit telefoonnummer een van de uitvoerders was van het criminele plan.
Het hof stelt vast dat de verklaring van de verdachte die hij ter terechtzitting in hoger beroep heeft afgelegd niet te rijmen is met de bewijsmiddelen. Dat hij in het geheel geen telefoon bij zich had is in strijd met het bewijs waaruit volgt dat hij op 26 september 2017 op verschillende momenten en plaatsen telefoneerde met het hiervoor genoemde nummer dat eindigt op [telefoonnummer 2] . Zijn stelling, dat hij de nacht van 25 op 26 september 2017 bij een vriend heeft geslapen, is strijdig met de verplaatsingen die uit het gebruik van dat telefoonnummer kunnen worden afgeleid en blijkt ook niet uit de reisbewegingen van zijn persoonlijke OV-kaart op 25 september 2017. De verklaring van de verdachte dat hij een terrasje wilde gaan pakken in Den Haag is niet aannemelijk omdat zijn gedrag daarmee strijdig is. Hij pakte immers komend uit Zoetermeer op Den Haag CS een trein richting Amsterdam. Voor het grootste deel heeft de verdachte er het zwijgen toegedaan. Zowel in eerste aanleg als in hoger beroep heeft hij niet willen antwoorden op diverse concrete vragen naar aanleiding van de onderzoeksbevindingen.
De omstandigheid dat de verdachte weigert een verklaring af te leggen of een bepaalde vraag te beantwoorden kan op zichzelf, mede gelet op het bepaalde in art. 29 van het Wetboek van Strafvordering, niet tot het bewijs bijdragen. Dat brengt echter niet mee dat het hof, indien de verdachte voor zo'n omstandigheid, die op zichzelf of in samenhang met de verdere inhoud van de bewijsmiddelen beschouwd redengevend kan worden geacht voor het bewijs van het aan hem tenlastegelegde feit, geen aannemelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven, dat niet in haar overwegingen omtrent het gebezigde bewijsmateriaal zou mogen betrekken.
Gelet op al het voorgaande is het hof van oordeel dat de verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor de feiten en omstandigheden die uit de bewijsmiddelen naar voren komen. Aldus komt het hof tot de conclusie dat hij voor de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden geen redelijke verklaring heeft gegeven die de redengevendheid van die feiten en omstandigheden voor het bewijs ontzenuwt. Het hof acht dan ook bewezen dat de verdachte zich, samen met de medeverdachten, heeft schuldig gemaakt aan een poging tot moord.
Het hof overweegt omtrent het medeplegen nog het volgende.
Het hof stelt voorop dat om als medepleger te kunnen worden aangemerkt sprake moet zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen ter verwezenlijking van een gezamenlijk crimineel doel. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Een gezamenlijke uitvoering van het strafbare feit leidt in beginsel tot de kwalificatie 'medeplegen'.
De verdachte noch verdachte [betrokkene 1] hebben het slachtoffer gesneden/gestoken. Uit genoemde bewijsmiddelen blijkt wel van een intensieve samenwerking tussen de verdachte, [betrokkene 1] en de steker. Het hof acht dit in het licht van de bewijsmiddelen waarvan de redengevendheid door de verdachte niet is ontzenuwd, voldoende om bewezen te achten dat de bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is voor het aannemen van medeplegen. Het feit dat de verdachte voorafgaand aan het steekincident terug is gereisd naar Amsterdam wordt door het hof niet als een contra-indicatie gezien omdat het kleed- en reisgedrag van de verdachte logischerwijs onderdeel is geweest van de uitvoering van het criminele plan. Met de raadsman van de verdachte stelt het hof vast dat getuige 01 noch [betrokkene 3] of [betrokkene 1] hebben verklaard over enige rol van de verdachte. Het hof is van oordeel dat het ontbreken van een rol van de verdachte in die verklaringen zijn weerlegging vindt in het hiervoor besproken bewijs. Ook overigens zijn er geen contra-indicaties voor het medeplegen.”
2.3
Gelet op de hiervoor weergegeven overwegingen heeft het hof onder meer het volgende vastgesteld. De medeverdachte [betrokkene 1] heeft van een onbekend gebleven persoon een opdracht aangenomen om tegen betaling advocate [benadeelde] aan te vallen waarbij zij ‘gekrast’ zou worden. Op 25 september 2017 is met een niet voor andere doeleinden gebruikte telefoon een afspraak met [benadeelde] gemaakt voor een gesprek met een onbekend gebleven persoon die als ‘de steker’ wordt aangeduid. Nadat op 26 september 2017 de verdachte, de steker en [betrokkene 1] door [betrokkene 3] met de auto vanuit Amsterdam naar Zoetermeer zijn gebracht, is [benadeelde] die dag tussen 15.15 en 15.24 uur in haar kantoor in Zoetermeer door de steker met een stanleymes in haar gezicht, op haar hoofd en in haar arm gestoken/gesneden. Ook op 26 september 2017 heeft de verdachte op verschillende momenten via een (ander) speciaal telefoonnummer telefonisch contact gehad met [betrokkene 3] . Met dit nummer is met de chauffeur [betrokkene 3] de afspraak voor het vervoer gemaakt. [betrokkene 3] heeft de auto om ongeveer 15.07 uur geparkeerd in de nabijheid van het advocatenkantoor van [benadeelde] . De steker en [betrokkene 1] zijn uitgestapt en in de richting van dat advocatenkantoor gelopen. De verdachte stapte uit en liep naar het treinstation vanwaar hij terug reisde naar Amsterdam. Op deze vaststellingen heeft het hof de conclusie gebaseerd “dat de verdachte op 26 september 2017 tezamen met [betrokkene 1] en de steker vanuit Amsterdam naar Zoetermeer is gegaan om in opdracht van een ander tegen betaling [benadeelde] aan te vallen waarbij ze zou worden ‘gekrast’.”
2.4
Dat de verdachte daarmee (voorwaardelijk) opzet op de dood van [benadeelde] heeft gehad, volgt echter niet zonder meer uit die vaststellingen. Het hof heeft aan dat opzet van de verdachte ook geen nadere overwegingen gewijd. Dat volgens de nadere overwegingen van het hof de steker opzet op de dood had, doet daaraan niet af, mede in aanmerking genomen dat de verdachte niet bij de uitvoering door de steker aanwezig was en het hof ook niets heeft vastgesteld over bijvoorbeeld wetenschap bij de verdachte over de geplande aard van het krassen.
2.5
Voor zover het cassatiemiddel hierover klaagt, slaagt het. Dat brengt mee dat bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig is.
3. Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de benadeelde partij zijn voorgesteld
Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van de cassatiemiddelen niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het in de zaak met parketnummer 09-857047-18 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 juli 2022.