2.4Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 februari 2021 houdt onder meer het volgende in:
“De voorzitter houdt kort de stukken voor van de zaak voor zover betrekking hebbend op het feit.
De verdachte verklaart desgevraagd als volgt:
Het klopt dat mijn vrouw en ik het gezag hebben over onze kinderen. Het is juist dat mijn kinderen, [betrokkene 1] en [betrokkene 2] in de tenlastegelegde periode niet als leerlingen van een school waren ingeschreven.
De voorzitter deelt mede:
In deze zaak is de vraag aan de orde of verdachte een beroep toekomt op de vrijstellingsgrond van artikel 5, onder b, van de Leerplichtwet 1969. In het dossier heeft het hof de standpunten van de verdachte hieromtrent gelezen. In het verslag van een gesprek van 14 februari 2017 heeft de verdachte voor de eerste maal zijn standpunt omtrent zijn bedenkingen gegeven. Tijdens dit gesprek heeft de verdachte aangegeven dat voor hem en zijn vrouw de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid leidend zijn en dat zij middels de doopbelofte gehouden zijn hun kinderen op te voeden in leer en leven. Met betrekking tot de diverse scholen in de omgeving heeft de verdachte aangegeven dat het wel kan zijn dat deze scholen in hun statuten de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid als grondslag van de school aanhalen, maar dat dat niet genoeg is, omdat er op deze scholen niet echt naar geleefd wordt en dat het daar juist om gaat. Voorts heeft de verdachte aangegeven dat een mens niet wereldgelijkvormig mag worden, waarbij hij als voorbeelden het in de onderwijsmethoden opgenomen gebruik van internet, alsmede het gebruik van smartphones door andere leerlingen en leerkrachten, heeft genoemd. De tweede keer dat het standpunt van de verdachte naar voren komt in het dossier is ter terechtzitting in eerste aanleg bij de kantonrechter op 2 februari 2018, welke verklaring ongeveer gelijk is aan de eerder genoemde verklaring. Een nieuw element in deze verklaring is dat de verdachte naar voren heeft gebracht dat hij en zijn vrouw de eenvoud van het leven missen door de toename van digitalisering. Vervolgens heeft het hof een standpunt van de verdachte aangetroffen in een tweetal bijlagen, behorend bij het e-mailbericht van de raadsman van de verdachte van 26 oktober 2020. In bijlage 1 is een schrijven van de verdachte aan het hof van 7 december 2019 gevoegd, waarin de verdachte zijn levensovertuiging expliciteert waarop het richtingsbezwaar is gebaseerd, namelijk het Puritanisme. In bijlage 8 is een verklaring van de verdachte ten behoeve van de zitting van 7 januari 2020 opgenomen, welke zitting geen doorgang heeft gevonden. Deze verklaring is vormgegeven aan de hand van de criteria van een arrest van de Hoge Raad van 17 december 2019.
Voordat het hof vragen gaat stellen, moet het hof ingaan op een andere kwestie waarop u in de door mij laatst genoemde verklaring hebt gewezen, namelijk het afweegverbod. Met betrekking tot de vraag of bezwaren voldoende concreet en voldoende zwaarwegend zijn wijst het hof op de conclusie van advocaat-generaal B.F. Keulen van 10 maart 2020 (ECLI:NL:PHR:2020:219), en dan met name op de punten 22 tot en met 27 van deze conclusie. De advocaat-generaal ziet in de formulering “voldoende concrete en voldoende zwaarwegende bezwaren” een vernieuwing en leidt af dat er ruimte is voor een rechterlijke toetsing van bedenkingen. Er is dus sprake van een juridisch punt omtrent de vraag of er wel een afweegverbod is. In punt 23 is het volgende opgenomen: “Uit deze overweging (in het arrest van 19 februari 1980) kan worden afgeleid dat de rechter het gewicht van het bezwaar niet heeft te beoordelen. Uit de overweging die Uw Raad in het arrest van 17 december 2019 heeft geformuleerd, kan worden afgeleid dat Uw Raad van de rechter vraagt, te beoordelen of bezwaren voldoende zwaarwegend zijn. Uit de geciteerde overwegingen blijkt niet wat Uw Raad tot deze bijstelling heeft gebracht. Het kan zijn dat Uw Raad anno 2019 minder gewicht is gaan hechten aan de wetsgeschiedenis van de Leerplichtwet 1969. Het kan ook zijn dat Uw Raad deze wetsgeschiedenis anders is gaan lezen.”
In punt 27 is het volgende opgenomen:
“Dat Uw Raad van de rechter verlangt dat hij nagaat of de bedenkingen ‘voldoende concrete en voldoende zwaarwegende bezwaren betreffen die verband houden met onderwijs zoals een school dat kan bieden’ lijkt mij derhalve te verenigen met de wetsgeschiedenis en de redactie van de wet. Inhoudelijk lijkt deze rechterlijke toets van de bezwaren mij gelukkig, gegeven de zwaarwegende belangen die met schoolbezoek gemoeid zijn.”
Tegen deze achtergrond zal het hof onderzoek doen naar uw bedenkingen. Het komt het hof voor dat de bezwaren een mengeling zijn van richtingsbezwaren en inrichtingsbezwaren, dat laatste met name met betrekking tot het gebruik van internet in onderwijsmethoden.
De verdachte verklaart als volgt:
Het betreft inderdaad een mengeling. Voor wat betreft de richting was ik niet goed in staat om mijzelf in woorden uit te drukken, maar nu word ik bijgestaan door een vertrouwenspersoon die hiertoe wel in staat is. Ik heb een schrijven bij mij, wat ik wens over te leggen omtrent de inhoud van het Puritanisme (opmerking griffier: het overgelegde stuk “Puritanisme verschilt van Reformatorische richtingen” zal aan het proces-verbaal worden gehecht).
De voorzitter houdt de inhoud van het door de verdachte overgelegde stuk “Puritanisme verschilt van Reformatorische richtingen” voor.
De voorzitter deelt mede:
Ook het hof heeft onderzoek verricht naar de vraag omtrent het verschil tussen het Puritanisme en de Reformatorische richtingen. Uit algemeen toegankelijke bronnen op internet kan het een en ander worden afgeleid. Op www.refoweb.nl is aan dominee Van Rossem de vraag voorgelegd of er verschillen zijn tussen de puriteinen en de reformatoren. In zijn antwoord van 20 januari 2011 geeft hij aan dat er geen verschillen zijn, hoogstens accentverschillen. Op www.hhgnijkerk.nl, onder geloof, Drie Formulieren van Enigheid, is te lezen dat veel gereformeerde en reformatorische scholen van hun personeelsleden verlangen dat zij instemmen met deze geschriften. Wat zijn dan de overwegende bedenkingen van uw zijde tegen de richting van het onderwijs van deze scholen, als de personeelsleden van een reformatorische school deze formulieren onderschrijven?
De verdachte verklaart als volgt:
De passiviteit van deze scholen geeft de overwegende bedenkingen. De leer en het leven in overeenstemming met de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid zijn niet terug te zien bij deze scholen, terwijl leer en leven juist tot activiteit moet leiden. Die activiteit moet ook zichtbaar zijn in alle aspecten van onderwijs. De geestelijke vorming van het kind moet voorop staan in het onderwijs; dat zien we niet terug op de scholen.
De voorzitter deelt mede:
Het hof kan zich voorstellen dat u en uw vrouw vanwege geloofsovertuiging bezwaren hebben tegen openbare, katholieke en protestants-christelijke scholen, maar het hof heeft ook gekeken naar reformatorische scholen op redelijke afstand van de eigen woning. In de omgeving zijn verschillende reformatorische scholen die misschien niet ten volle een weerspiegeling zijn van de opvattingen van u en uw vrouw, maar op de grondslag van de Bijbel en de Drie Formulieren van Enigheid zijn gevestigd.
De verdachte verklaart als volgt:
Dat is nu juist het probleem, dat het niet een volle weerspiegeling betreft van onze overtuigingen. In het Puritanisme gaat het om een persoonlijke relatie met God door het geloof, waarbij intensieve Bijbelstudie hoort en een voortdurende zuivering van die leer. Bij de reformatorische scholen is te zien dat daarvan geen sprake is en dat is wat mijn vrouw en mij betreft een groot bezwaar. In deze richting ontbreekt de intentie dat het geloof volkomen verweven is in alle aspecten van het onderwijs, waarbij de geestelijke vorming van het kind voorop staat. Ook heb ik bezwaar tegen de houding van passiviteit in het handelen in deze richting. Ik vind deze strijdig met de normen, waarden en voorbeelden van gewenst actief gedrag die Jezus aangaf in het Evangelie en die een mens door middel van oefening moet kunnen naleven. God beschikt in mijn visie over het behoud van de mens en de vergeving van zijn zonden; de analogie van de tuin is hier van toepassing: God laat gewassen al dan niet groeien, de mens is niet in staat dit te sturen, maar wel kan en moet de mens de planten in de tuin water geven, zodat zij in elk geval niet door gebrek daaraan afsterven. Zo is het ook in de menselijke omgang. Als Christenen dienen wij levenswater te zijn voor de medemens, zodat diens hart voor het geloof in Christus open kan komen te staan en hij kan worden behoed. Ik mis het inzicht in deze boodschap van Jezus en de aansporing in het navolgen hiervan ter zeerste in deze reformatorische scholen. Ten slotte staat voor mij voorop het beginsel van de apostel Paulus, dat van de drie aspecten geloof, hoop en liefde, waarbij de liefde in de onderlinge omgang het allerbelangrijkste is. Ik mis dit voor mij essentiële uitgangspunt in deze reformatorische scholen.
Voor wat betreft de mening van dominee Van Rossem wil ik opmerken dat iedereen wel kan zeggen dat er geen verschil bestaat tussen puriteinen en reformatoren, maar dat is in feite niet juist. Het betreft een dominee van de huidige tijd, terwijl het Puritanisme is ontstaan in de 17e eeuw.
De voorzitter deelt mede:
Bij de zoekslag door het hof is speciaal gekeken naar personen die zelf in de reformatorische hoek verkeren en niet naar zomaar iemand. Het hof heeft geprobeerd zich een beeld te vormen van specifieke punten waarin het Puritanisme verschilt van reformatorische opvattingen. Indien dat verschil niet bestaat of als gering moet worden beschouwd, dient men zich af te vragen wat de overwegende bedenkingen zijn.
De raadsman deelt mede dat de verdachte heeft aangegeven dat dit de geestelijke passiviteit betreft.
Op vragen van de oudste raadsheer verklaart de verdachte als volgt:
Met geestelijke passiviteit bedoel ik dat in de reformatorische wereld het er maar van afhangt of we zalig worden, daar kunnen we niets aan doen. Zij leven met de hoop dat God nog naar hen omkijkt. De wereldgelijkvormigheid gaat door in die richting, dat is een uitwerking van die passiviteit. Het Puritanisme zegt dat je met alles wat in je zit je God moet dienen en dit zie je niet terug in de reformatorische richting. Bij het Puritanisme is er sprake van afhankelijkheid van God, waarbij men volledig de wet en geboden van God actief dient na te leven. Er is sprake van een persoonlijke relatie met God, waarbij heel je leven, een inademing is van God.
De voorzitter deelt mede:
In de reformatorische opvatting is dat toch niet anders? Als je uitgaat van de leer van de predestinatie en als je uitverkoren bent, waarom zou je dan het goede doen als je bent uitverkoren? Het antwoord van de catechismus is dan: uit dankbaarheid voor mijn uitverkiezing. Dat betekent ook dat een reformatorische opvatting niet kan blijven bij “ik ben uitverkoren, ik ga verder zondigen, want ik ben toch uitverkoren”. De uitverkiezing is het startpunt om je dankbaarheid voor je uitverkiezing te laten zien, wat een actieve houding vraagt.
De jongste raadsheer deelt aanvullend mede:
De Heidelbergse Catechismus bestaat uit drie delen, namelijk ellende, verlossing en dankbaarheid. Die dankbaarheid is een beweging. Het lijkt vrij algemeen wat u naar voren brengt. Om het concreet te maken, wat doen volgens u de reformatorische scholen in de omgeving onvoldoende qua beweging met hun richting van onderwijs? Kunt u concreet maken met betrekking tot de uitvoering van lessen dat de reformatorische scholen onvoldoende die activiteit laten zien met het geloof?
De verdachte deelt mede dat het niet gaat om de inrichtingsbezwaren van het onderwijs.
De raadsman deelt mede:
Mijn cliënt heeft zojuist al aangegeven dat het om de passiviteit van deze scholen gaat.
Op vragen van de jongste raadsheer verklaart de verdachte als volgt:
U vraagt mij of ik de afgelopen tijd het gesprek heb gezocht met reformatorische scholen in de omgeving om voldoende concreet af te tasten of mijn geloofsovertuiging een optie zou kunnen zijn bij deze scholen. Ik heb een gesprek gehad op de Ds Koelmanschool in Gorinchem en toen kwam ik erachter dat er sprake was van passiviteit.
De voorzitter deelt mede:
Na een zoekslag op internet is gebleken dat ook de Ds Johannes Groenewegenschool in Werkendam, de Oranje Nassauschool te Veen en de Koningin Wilhelminaschool in Hardinxveld-Giessendam scholen betreffen waarbij de grondslag wordt gevormd door de Bijbel en de Drie formulieren van Enigheid.
De verdachte verklaart als volgt:
In het Puritanisme wordt gedoeld op de persoonlijke relatie met God en de strikte levensheiliging daarnaast. Het is een leer en die moet ook nageleefd worden. Deze scholen laten die activiteit onvoldoende zien. De Drie formulieren van Enigheid worden voorgeschreven, maar daar is niets van terug te zien. Om een voorbeeld te noemen: zondag is een speciale dag die gegeven wordt van God, maar bij het Puritanisme leidt dat niet tot een verschil met de andere dagen van de week, bijvoorbeeld met betrekking tot de intensieve Bijbelstudie die op elke dag van de week moet plaatsvinden. Dat is in reformatorische kringen anders omdat je eigenlijk geen verschil ziet tussen reformatoren en andere mensen. Bij reformatorische scholen worden de Bijbel en de Drie formulieren van Enigheid onderschreven, maar er is niets van terug te vinden in het onderwijs. Een directeur kan bijvoorbeeld wel zeggen dat hij het onderwijs zal geven zoals mijn vrouw en ik dat wensen, maar dan staan de leerkrachten er nog niet hetzelfde in. Ik weet wat voor onderwijs gegeven wordt op deze scholen. De zuivering van die leer en de levenshandeling direct daarnaast is een eenheid, net als dat een man en vrouw een eenheid moeten zijn. Een school kan dat onderschrijven, maar ze kunnen vervolgens anders handelen. Ik heb diverse personen gesproken, waaronder ook leerkrachten, en de richting van het onderwijs komt niet overeen met de geloofsrichting die wij aanhangen. Als men het geloof niet aanhangt zoals wij dat beleven, is het niet te begrijpen.”