Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
12 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 april 2021 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1973, was beschuldigd van medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd, door zich voor te doen als bouwkundig expert. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat S. de Korte uit Utrecht. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling geen motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.