ECLI:NL:HR:2022:1053
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 15 maart 2022, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd aan belanghebbende over de jaren 2006 tot en met 2015, evenals beschikkingen inzake heffingsrente en belastingrente.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het Hof niet gegrond zijn. De procureurgeneraal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om advies uit te brengen, maar de Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals toegestaan onder artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is genomen door vice-president R.J. Koopman, samen met raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.