Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
12 juli 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 29 december 2020 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1980, was betrokken bij een zedenzaak waarbij hij beschuldigd werd van ontucht met een 13-jarig meisje, zoals vastgelegd in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft het beroep ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat J. Kuijper. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het betreft de toepassing van vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor de kwestie van de vervangende hechtenis.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vervangende hechtenis die was opgelegd bij de schadevergoedingsmaatregel niet in overeenstemming was met de wet. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis en bepaald dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, zoals geregeld in artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het hof in stand blijven. Dit arrest is gewezen op 12 juli 2022 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.