Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
1 februari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 3 mei 2021 is gewezen. De verdachte, geboren in 1962, was betrokken bij een incident in 2017 in Venlo, waarbij hij tijdens een caféruzie met een mes in het lichaam van een ander heeft gestoken. Dit feit valt onder artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op poging tot doodslag. De verdachte heeft geen cassatiemiddelen ingediend, wat betekent dat er geen klachten zijn geformuleerd tegen de eerdere uitspraak. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de wet voorschrijft dat een advocaat binnen een bepaalde termijn een schriftuur met cassatiemiddelen moet indienen. Aangezien de verdachte hieraan niet heeft voldaan, kon de Hoge Raad het beroep niet in behandeling nemen. De Hoge Raad heeft daarom het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.