Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
27 september 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 september 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was vervolgd voor bijstandsfraude, waarbij hij zijn werkelijke hoofdverblijfplaats niet had opgegeven. De verdediging stelde dat het openbaar ministerie (OM) niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat er een schikking was getroffen met de gemeente, waarbij het terugvorderingsbedrag was verlaagd tot € 21.000. De Hoge Raad herhaalt dat bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van het OM moet worden uitgegaan van de gegevens die ten tijde van de vervolgingsbeslissing aan het OM bekend waren. De Hoge Raad oordeelt dat de enkele omstandigheid dat de verdachte een schikking heeft getroffen, niet voldoende is om het OM niet-ontvankelijk te verklaren. Het hof had het verweer van de verdachte terecht verworpen, omdat het benadelingsbedrag op het moment van de vervolgingsbeslissing hoger was dan € 50.000, wat een strafrechtelijke vervolging rechtvaardigde. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof enkel wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf, omdat de redelijke termijn in de cassatiefase was overschreden. De taakstraf wordt verminderd van honderd uren naar 95 uren, met een vervangende hechtenis van 47 dagen.