Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
4 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het telen van 580 hennepplanten en diefstal van elektriciteit door middel van verbreking. De Hoge Raad heeft de relevante overwegingen herhaald uit eerdere jurisprudentie, waarbij het gaat om de vraag of de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat de verdachte ondubbelzinnig heeft bekend, niet zonder meer begrijpelijk is, gezien de verklaringen van de verdachte tijdens de terechtzitting. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een duidelijke en ondubbelzinnige bekentenis van de verdachte in het licht van de bewijsvoering, zoals vastgelegd in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van bekentenissen en de eisen die aan de bewijsvoering worden gesteld in strafzaken.