ECLI:NL:HR:2022:1362

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
21/00587
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake hennepteelt en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor het telen van 580 hennepplanten en diefstal van elektriciteit door middel van verbreking. De Hoge Raad heeft de relevante overwegingen herhaald uit eerdere jurisprudentie, waarbij het gaat om de vraag of de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend. De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof dat de verdachte ondubbelzinnig heeft bekend, niet zonder meer begrijpelijk is, gezien de verklaringen van de verdachte tijdens de terechtzitting. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een duidelijke en ondubbelzinnige bekentenis van de verdachte in het licht van de bewijsvoering, zoals vastgelegd in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van bekentenissen en de eisen die aan de bewijsvoering worden gesteld in strafzaken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/00587
Datum4 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 januari 2021, nummer 21-007024-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over het oordeel van het hof dat voor het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde kan worden volstaan met een opsomming van bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
3.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“2.
hij in de periode van 1 november 2016 tot en met 15 januari 2017 te Dalmsholte, in de gemeente Dalfsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - uit het pand, gelegen aan de [a-straat 1] - heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit geheel toebehorende aan Enexis Netbeheer BV, waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
3.
hij in de periode van 1 mei 2017 tot en met 19 juli 2017 te Dalmsholte, gemeente Dalfsen, opzettelijk heeft geteeld een hoeveelheid van in totaal 580 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, terwijl dit gepleegde feit mede betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 580 hennepplanten);
4.
hij in de periode van 1 mei 2017 tot en met 19 juli 2017 te Dalmsholte, in de gemeente Dalfsen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - uit het pand, gelegen aan de [a-straat 1] - heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit geheel toebehorende aan Enexis Netbeheer BV waarbij verdachte de weg te nemen elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.”
3.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
“Gelet op de bekennende verklaring van de verdachte volstaat het hof ten aanzien van het bewezenverklaarde, conform artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
1. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 7 december 2018, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [aangever], nummer PL0600-2016358666-51, afgesloten op 24 juli 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1], hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland (pagina’s 42 en 43 van het politiedossier).
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij, nummer PL0600-2016358666-1, afgesloten op 23 november 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland (pagina’s 4 tot en met 13 van het politiedossier).
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor verdachte, nummer PL0600-2016358666-16, afgesloten op 20 juli 2017, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden hoofdagent van politie Eenheid Oost-Nederland (pagina’s 92 tot en met 96 van het politiedossier).”
3.2.3
Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg van 7 december 2018 houdt als verklaring van de verdachte onder meer het volgende in:
“A: Het klopt dat ik hennep heb gekweekt in de oostzijde van de woning op de bovenverdieping. Ik heb de schuur aan anderen verhuurd. Zij hebben ook een hennepkwekerij gestart in het benedengedeelte. Ik heb 5 of 6 keer water gegeven aan de planten. Vanaf mei 2017 is de kwekerij ingericht en gaan draaien. Ik heb aan iemand gevraagd om een stroomkabel naar de kwekerijen op de eerste verdieping aan te leggen.
B: De oogst in de oostzijde van de woning is mislukt. De opbrengst was nog geen kilo in totaal. Ik heb dit zelf opgerookt. Ik wilde snel geld verdienen en was bang mijn woning kwijt te raken. Er is nog geen oogst in de schuur geweest. De berekening van het aantal planten is onjuist. De politie heeft het over meer dan 200 planten, ik schat dat het 80 waren.
Ik heb mijn huurachterstand kunnen voldoen door de huurpenningen die ik kreeg voor de verhuur van het oostelijk en westelijke deel. Ik kreeg dit in april 2017 betaald. Hiervoor kreeg ik € 8000,-, en later nog eens € 2000,- en € 1500,-.
Ik weet dat er verboden handelingen aan de meterkast zijn gepleegd. Dat was al voordat ik de woning betrok. Ik heb vervolgens gevraagd aan iemand om een stroomkabel naar de kwekerijen op de eerste verdieping aan te leggen.”
3.3
Artikel 359 lid 3 Sv luidt:
"De beslissing dat het feit door de verdachte is begaan, moet steunen op de inhoud van in het vonnis opgenomen bewijsmiddelen, houdende daartoe redengevende feiten en omstandigheden. Voor zover de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend, kan een opgave van bewijsmiddelen volstaan, tenzij hij nadien anders heeft verklaard dan wel hij of zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit."
3.4
Artikel 359 lid 3 Sv moet zo worden verstaan dat alleen kan worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend, tenzij sprake is van de aan het slot van dat artikel genoemde gevallen. De beantwoording van de vraag of de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend in de zin van dat artikel, is mede afhankelijk van de − in cassatie slechts op zijn begrijpelijkheid te toetsen − uitleg door de feitenrechter van de door de verdachte afgelegde verklaring (vgl. HR 26 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AX5776).
3.5
In het licht van de hiervoor weergegeven verklaring van de verdachte is het oordeel van het hof dat de verdachte onder meer ondubbelzinnig heeft bekend dat hij degene was die in de periode van 1 mei 2017 tot en met 19 juli 2017 580 hennepplanten heeft geteeld zoals onder 3 is bewezenverklaard en verder dat hij door middel van verbreking een hoeveelheid stroom heeft weggenomen zoals onder 2 en 4 is bewezenverklaard, niet zonder meer begrijpelijk.
3.6
Voor zover het cassatiemiddel daarover klaagt, slaagt het. Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het restant van het cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 oktober 2022.