ECLI:NL:HR:2022:1421

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 oktober 2022
Publicatiedatum
10 oktober 2022
Zaaknummer
21/03438
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in Curaçao na poging tot zware mishandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De verdachte, geboren in 1981, was beschuldigd van poging tot zware mishandeling op 20 september 2018. Het Hof had eerder geoordeeld dat de verdachte ter beschikking moest worden gesteld met verpleging van overheidswege, gezien zijn complexe psychische problematiek en verslavingsproblematiek, die van wezenlijke invloed waren op het begane misdrijf en het recidiverisico. De Hoge Raad heeft de vraag behandeld of de oplegging van de TBS-maatregel toereikend gemotiveerd was, vooral gezien het ontbreken van een TBS-instelling in Curaçao. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte lijdt aan paranoïde schizofrenie en dat zijn gedrag sterk beïnvloed wordt door deze stoornis. Ondanks pogingen om minder ingrijpende behandelingen te vinden, concludeerde het Hof dat deze niet uitvoerbaar waren en dat de veiligheid van de samenleving onvoldoende gewaarborgd kon worden zonder de TBS-maatregel. De Hoge Raad heeft de beslissing van het Hof bevestigd en het beroep verworpen, waarbij het belang van de beveiliging van de maatschappij voorop stond. De uitspraak benadrukt de noodzaak van adequate zorg en behandeling voor geestelijk gestoorde delinquenten, vooral in het Caribisch gebied, waar de voorzieningen vaak tekortschieten.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03438 C
Datum18 oktober 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 24 juni 2021, nummer H 114/2019, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Valkenswaard, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel is gericht tegen de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling. Het voert daartoe aan dat onvoldoende verband bestaat tussen de gronden voor de oplegging van deze maatregel en de beoogde plaats en omstandigheden van de tenuitvoerlegging.
2.2.1
Het hof heeft het vonnis van het gerecht in eerste aanleg bevestigd onder aanvulling van gronden. Bij dat vonnis is ten laste van de verdachte bewezenverklaard, kort gezegd, poging tot zware mishandeling op 20 september 2018. Het gerecht heeft gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en dat hij van overheidswege wordt verpleegd. Het vonnis van het gerecht houdt onder meer in:
“Strafbaarheid van de verdachte
In zijn rapport over de verdachte van 8 februari 2019 heeft psychiater [betrokkene 1] geconcludeerd dat verdachte lijdt aan paranoïde schizofrenie, dat hij nauwelijks ziektebesef heeft en de noodzaak niet inziet van het (langdurig) ondergaan van behandeling en gebruik van medicatie. Het plegen van het delict is hem nauwelijks toe te rekenen en de kans op recidive is hoog zolang het hem lukt zich aan behandeling te onttrekken, aldus de psychiater. Op de vraag naar hulpverleningsmogelijkheden en of een tbs-maatregel kan worden opgelegd, antwoordde de psychiater: "Succes van iedere dwangmaatregel wordt bepaald door praktische uitvoering ervan".
In het dossier bevindt zich ook een rapport van oudere datum van psychiater [betrokkene 2] over verdachte. Hij schreef op 26 juli 2017 het volgende. In 2015 werd betrokkene ingesloten na belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin. Betrokkene was een paranoïde schizofrene man met middelenmisbruik die na een behandeling van een jaar op de afdeling Pico Plata van Capriles Kliniek vrij van middelen was, die gedurende een hierop gedwongen ambulante behandeling met medicatie goed functioneerde, maar die na het stoppen van zijn medicatie weer paranoïde tegen zijn familie en ex-vriendin werd. In overleg werd betrokkene overgeplaatst naar de Capriles Kliniek.
Samenvattend stelt psychiater [betrokkene 2] in 2017 dat verdachte op grond van paranoïde psychotische denkbeelden agressief naar zijn directe omgeving toe wordt. Gedwongen behandeling met anti-psychotische medicatie in depotvorm leidt tot een sterke verbetering in zijn functioneren. Zowel in Nederland met een voorwaardelijke machtiging als in Curaçao met een ambulante KZ. Daar hij geen ziektebesef heeft stopt hij direct zijn behandeling op het moment dat het gedwongen aspect wordt opgeheven. Hij vervalt dan snel weer in paranoïde psychosen met uiteindelijk agressie als gevolg.
Het advies van psychiater [betrokkene 2] in 2017 was om (na een klinische behandeling) een ambulante dwangbehandeling jaarlijks te verlengen en voorlopig niet meer op te heffen. Hij achtte de recidivekans 100% zonder adequate behandeling.
Op 24 april 2019 is [betrokkene 2] , als behandelend psychiater, ter zitting gehoord. Hij bevestigt het oordeel van psychiater [betrokkene 1] dat verdachte wel voor een klein deel toerekeningsvatbaar kan worden geacht. “Als je voor de tweede of derde keer psychotisch paranoïde wordt, moet je weten dat je weg moet gaan uit de situatie en weten dat het mis kan gaan, dus dan kan het advies “vrijwel ontoerekeningsvatbaar” zijn.” Hij geeft aan dat verdachte geen ziektebesef heeft, wat maakt dat hij de medicatie niet zelf neemt. [betrokkene 2] geeft aan dat de laatste keer verdachte zijn termijn in de Capriles Kliniek niet heeft uitgezeten omdat hij met medicatie snel stabiliseerde. De Capriles Kliniek wil nu geen klinische behandeling meer aanbieden en vindt dat er een ambulant dwangkader moet komen maar niet via de Capriles Kliniek. [betrokkene 2] adviseert opnieuw verplichte ambulante behandeling. Verplichte ambulante behandeling zou kunnen bij poliklinieken, een opvang in Scharloo of bij reclassering zelf, aldus [betrokkene 2] . Op de vraag van het Gerecht naar de optie van een TBS-maatregel geeft hij aan dat als verdachte die maatregel opgelegd zou krijgen hij waarschijnlijk in hetzelfde blok blijft en dat hij dan één keer per maand zijn spuit van hem krijgt. Op de vraag van het Gerecht in hoeverre de maatregel naar het oordeel van de psychiater op verdachte van toepassing is, antwoordt hij dat het delict ernstig genoeg is en de stoornis van verdachte ook.
Naar aanleiding van hetgeen psychiater [betrokkene 2] ter terechtzitting naar voren heeft gebracht, heeft het Gerecht de reclassering om een aanvullend rapport gevraagd dat is toegespitst op hulpverleningsmogelijkheden voor verdachte. Dat rapport is van 14 juni 2019. De reclassering meldt het volgende. Na ontslag uit de Capriles Kliniek in 2017 begonnen de problemen toen hij weigerde medicatie in te nemen, waarna hij psychose aanvallen kreeg, paranoia werd en zeer agressief gedrag vertoonde. Hij mocht als gevolg van misdragingen niet langer in zijn appartement blijven en belandde op straat. Zijn moeder gaf aan dat verdachte niet bij haar kon verblijven omdat haar leven dan gevaar zou lopen. Op de vraag aan de reclassering of er geregeld kan worden dat betrokkene zijn medicatie krijgt, signaleert de reclassering het volgende. De Capriles Kliniek kan aan hem geen ambulante behandeling bieden omdat hij vanwege het niet hebben van een vaste verblijfplaats niet aan de criteria voldoet. Hij kan evenmin geholpen worden bij de dagbehandeling van de Capriles Kliniek voor zwervende psychiatrische cliënten in Scharloo omdat zijn ex-partner daar werkzaam is en hij een bedreiging voor haar vormt. Een mogelijke oplossing is dat [betrokkene 2] de depotbehandeling aan hem continueert en dat hij, vanwege zijn zorgmijdend gedrag en medicatie-ontrouw door de politie opgespoord wordt om zijn depotbehandeling bij [betrokkene 2] te krijgen. De coördinator van het crisisinterventieteam van de FMA gaf de reclassering aan dat een keer in de week zwervende drugsverslaafden worden verzameld en naar een opvang in Scharloo worden gebracht waar zij zich kunnen wassen, schone kleren en eten krijgen en depotmedicatie toegediend krijgen.
De reclassering geeft aan dat zij alleen begeleiding kan bieden aan ex-gedetineerden met een dubbele problematiek als zij open staan voor psychiatrische behandeling en open staan voor het volgen van een rehabilitatietraject. Uit onderzoek is gebleken dat de kans van slagen van een ambulant begeleidingstraject bij betrokkene nihil is omdat hij therapie-ontrouw is, hij geen vaste verblijfplaats heeft en geen ambulante behandeling bij de Capriles Kliniek ondergaat, hij onvoldoende in staat is om op eigen initiatief depotbehandeling te volgen, hij geen toegang heeft tot dagbehandeling van zwervende psychiatrische patiënten vanwege zijn agressieve verleden met zijn ex-partner en hij er niet voor open staat om op eigen kracht van zijn marihuanaverslaving af te komen.
De reclassering voegt toe dat verdachte in een gesloten inrichting goed functioneert. Wanneer hij op straat hangt is er grote kans op terugval in marihuanagebruik waardoor de depotmedicatie weinig effect heeft. Om de kans op recidive te beperken en om de veiligheid van betrokkene en zijn naasten te waarborgen, acht rapporteur het verstandig om verdachte in een residentiële inrichting voor forensische patiënten met een strafrechtelijke titel en met een dubbele problematiek te laten opnemen. De Capriles Kliniek heeft hem na vier maanden uitbehandeld verklaard en is niet bereid hem weer op te nemen. Andere opnamemogelijkheden ontbreken er momenteel in Curaçao, aldus de reclassering.
Het Gerecht neemt de conclusies van de psychiaters [betrokkene 2] en [betrokkene 2] over en maakt deze tot de zijne. Het bewezen geachte kan de verdachte vanwege een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, te weten paranoïde schizofrenie, nauwelijks, dus slechts voor een (zeer) klein deel, worden verweten. Verder concludeert het Gerecht uit de informatie van psychiater [betrokkene 2] en de reclassering dat verdachte geen ziektebesef heeft en dat gedwongen medicatie noodzakelijk is om verdere agressie en recidive te voorkomen. Ook is het Gerecht duidelijk geworden dat verdachte geen behandeling en/of hulp van de Capriles Kliniek en/of reclassering te verwachten heeft.
Oplegging van maatregel
Gelet op vorenstaande acht het Gerecht de maatregel van plaatsing in een psychiatrische inrichting voor een jaar ex artikel 1:80 Wetboek van Strafrecht niet aan de orde, zoals door de officier van justitie geëist, nu het feit verdachte voor een klein deel kan worden toegerekend (terwijl de plaatsing vereist dat de persoon niet toerekeningsvatbaar is) en de Capriles Kliniek bovendien ten aanzien van verdachte geen mogelijkheden ziet.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het Gerecht passend dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld met verpleging van overheidswege. Daarbij wordt in het kader van de daaraan te stellen eisen ex artikel 1:81 Wetboek van Strafrecht het volgende in aanmerking genomen.
Het door verdachte begane feit betreft een poging zware mishandeling, waarop een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld. De rapportages tonen aan dat verdachte alleen de voor hem noodzakelijke medicatie neemt in een dwangkader en dat agressie volgt als hij zich aan dat kader kan onttrekken. Wat het Gerecht zorgen baart is dat, waar verdachte in 2017 nog werd veroordeeld voor vernieling en bedreiging tegen het leven gericht, betreffende een naaste, het thans gaat om poging zware mishandeling, waarbij hij een slapende man, niet zijnde een naaste, met een ijzeren buis meerdere malen op zijn lichaam heeft geslagen omdat hij dacht dat deze iets van hem had gestolen en dat de feiten dus in ernst zijn toegenomen en dat kring van slachtoffers zich heeft uitgebreid.
Het Gerecht neemt de conclusies van de psychiater over en is van oordeel dat bij de verdachte tijdens het begaan van het bewezen verklaarde feit een ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond en dat zijn gedragingen ten tijde van het bewezen verklaarde feit door die ziekelijke stoornis werden beïnvloed. Evenals de deskundigen acht het Gerecht het recidiverisico op soortgelijke feiten (zeer) groot. Het Gerecht is tot de conclusie gekomen dat het advies van psychiater [betrokkene 2] van verplichte ambulante behandeling niet uitvoerbaar is en de veiligheid van de samenleving te weinig garandeert nu de Capriles Kliniek en de reclassering geen mogelijkheden zien voor behandeling en begeleiding. Wat over zou blijven in het kader van verplichte ambulante behandeling is dat hem als bijzondere voorwaarde wordt opgelegd dat hij medicatie moet gebruiken. Gelet op het eerder beschreven grote risico dat verdachte zich daaraan niet zal houden en de te verwachten agressie en recidive die dit zal opleveren, acht het Gerecht het enkel opleggen van die voorwaarde, zonder dat de reclassering daarop toeziet, niet opportuun. Nu psychiater [betrokkene 2] , daartoe uitdrukkelijk ter zitting op bevraagd, in het geval van verdachte de tbs-maatregel van toepassing vindt (zijn kanttekeningen betreffen alleen de uitvoerbaarheid ervan), ziet het Gerecht geen andere mogelijkheid dan de oplegging van die maatregel.
Alles afwegende is het Gerecht van oordeel dat gelet op het groot te achten gevaar dat verdachte wanneer hij niet gedwongen (met medicatie) wordt behandeld zal overgaan tot mogelijke ernstige geweldsdelicten, de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen (waaronder de veiligheid van betrokkene zelf) oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging van overheidswege eist. Het Gerecht stelt vast, dat hier sprake is van misdrijven, gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zoals bedoeld in artikel 1:92 van het Wetboek van Strafrecht. Met betrekking tot de mogelijkheid tot executie wijst het Gerecht op artikel 1:84 van het Wetboek van Strafrecht.”
2.2.2
Het vonnis van het hof houdt met betrekking tot de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling in:
“Aanvullende overwegingen met betrekking tot de op te leggen maatregel
Het Hof heeft met het Gerecht en aan de hand van rapporten van diverse deskundigen, met name de psychiaters [betrokkene 1] en [betrokkene 2] , moeten vaststellen dat de verdachte kampt met een complexe psychische en verslavingsproblematiek, die van wezenlijke invloed is geweest op het begane misdrijf. Bovendien beïnvloedt dit in sterk negatieve zin het recidiverisico. Een en ander maakt naar het oordeel van het Hof, dat met het oog op het belang van beveiliging van de samenleving de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met verpleging van overheidswege aangewezen is, terwijl de verdachte baat heeft bij een intensieve behandeling, waardoor hij bovendien bij uitstek een geschikte kandidaat is voor TBS met verpleging van overheidswege.
De procesfase van het hoger beroep heeft in het teken gestaan van uitgebreid onderzoek naar de haalbaarheid van voor de verdachte minder ingrijpende alternatieven, zonder dat tekort wordt gedaan aan het aspect van beveiliging, met name in de vorm van een ambulante TBS (TBS met voorwaarden), die bij een reeds bestaande instelling zou kunnen worden ondergaan. Deze zoektocht heeft er mede toe bijgedragen dat die procesfase bijna twee jaren in beslag heeft genomen.
De reclassering heeft op 5 mei 2020 aan het Hof bericht dat ambulante TBS niet mogelijk zal zijn indien de verdachte geen deugdelijke huisvesting heeft. Op 17 augustus 2020 heeft de reclassering daaraan toegevoegd dat in Curaçao de mogelijkheden ontbreken voor een ambulante TBS omdat daarvoor een multidisciplinaire aanpak nodig is, welke hier te lande ontbreekt. Desondanks heeft het Hof in samenspraak met de procureur-generaal en de verdediging de pogingen om tot een oplossing te komen voortgezet. Er is getracht het probleem van de huisvesting op te lossen door de verdachte te plaatsen in Un Miho Mañan, een afdeling van de Caprileskliniek. Op de zitting van 3 november 2020 is echter gebleken dat de problematiek van de verdachte, in dit geval met name zijn verslavingsproblematiek, heeft geleid tot het mislukken van dit traject, waardoor de verdachte niet langer welkom is bij Un Miho Mañan.
Naar aanleiding van de suggestie van psychiater [betrokkene 2] in zijn brief van 1 februari 2021 heeft het Hof vervolgens besloten te beproeven of een opname van de verdachte in verslavingskliniek Brasami uitsluitsel kan bieden. Hoewel de reclassering sceptisch was, heeft zij contact opgenomen met Brasami en tijdens de zitting van 2 maart 2021 bleek het Hof dat de verdachte in Brasami kon worden ogenomen. Tijdens de zitting van 9 juni 2021 werd de balans opgemaakt. Daaruit bleek dat de problematiek bij de verdachte zodanig is, dat een opname in Brasami naar verwachting niet zal leiden tot het gewenste resultaat. Uit het rapport van Brasami van 31 mei 2021 blijkt dat een terugval in middelengebruik te verwachten is, aangezien de verdachte naar eigen zeggen zonder druk van buitenaf weer zal gaan gebruiken. Veelzeggend is dat de verdachte bij de opname in Brasami positief werd getest op THC, hetgeen betekent dat hij kort tevoren, derhalve zelfs binnen de gevangenismuren, marihuana had gebruikt. Volgens evengenoemd rapport van Brasami is een dwangopname aldaar, gelet op de dieperliggende, complexe psychiatrische problematiek, niet de juiste behandelvorm. Dit wordt onderschreven door de reclassering in het briefrapport van 8 juni 2021. Als complicerende factor wordt daarbij het ontbreken in Curaçao van een steunsysteem voor de verdachte genoemd. Het Hof heeft in dat kader kunnen lezen dat tijdens de opname in Brasami tussen de verdachte en zijn moeder een conflict is ontstaan, waardoor het contact tussen beiden is verbroken. Uit het psychologisch rapport van [betrokkene 3] van 29 mei 2021 volgt ten slotte, dat ook bij behandeling in Brasami het recidiverisico als hoog moet worden ingeschat.
Het Hof komt op grond van het vorenstaande dan ook tot de wrange slotsom dat er, hoewel er veel in het werk is gesteld om een passende oplossing voor de verdachte te vinden, in Curaçao thans geen geschikte modaliteit voor TBS met voorwaarden voor de verdachte beschikbaar is. Bij die stand van zaken rest, gelet op het zwaarwegende belang van beveiliging van de samenleving, het Hof geen andere keuze dan de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege, zoals reeds opgelegd door het Gerecht, te handhaven.
Het Hof stelt met het oog op de tenuitvoerlegging van de maatregel van TBS echter vast, dat, hoewel deze maatregel inmiddels bijna tien jaar geleden in de wet is opgenomen, het ervoor moet worden gehouden dat het land Curaçao ernstig in gebreke is met het treffen van de daarvoor noodzakelijke voorzieningen. Als gevolg daarvan komt de tenuitvoerlegging van de maatregel van TBS met verpleging van overheidswege in de praktijk erop neer dat daartoe veroordeelden in het SDKK (de Hoge Raad begrijpt: Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou; Centrum voor Detentie en Correctie) op de FOBA-afdeling (de Hoge Raad begrijpt: Forensische Observatie Behandelafdeling) worden gehuisvest, alwaar zij weliswaar medicatie ontvangen, maar overigens een op maat gesneden behandeling achterwege blijft.
Gelet op het vorenstaande bevestigt het Hof het vonnis van het Gerecht.”
2.3.1
De volgende wettelijke en verdragsrechtelijke bepalingen zijn van belang.
- Artikel 1:81 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht van Curaçao (hierna: SrC):
“De verdachte bij wie tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld, indien:
a. het door hem begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld dan wel behoort tot een van de misdrijven omschreven in de artikelen 2:50, 2:103, onderdeel a, 2:107, eerste lid, onderdeel a, 2:255, eerste en tweede lid, 2:257, 2:273, eerste lid, 2:295 en 2:340, en
b. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel vereist.”
- Artikel 1:82 lid 1 SrC:
“De rechter kan bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, indien de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verpleging vereist.”
- Artikel 1:83 SrC:
“1. Bij of krachtens landsverordening worden regels gesteld ten aanzien van de verpleging van overheidswege en de rechtspositie van de ter beschikking gestelden.
2. De Minister van Justitie ziet erop toe, dat de ter beschikking gestelde die van overheidswege wordt verpleegd de nodige behandeling krijgt. Hij kan met betrekking tot bepaalde verpleegden aan het hoofd van de inrichting bijzondere aanwijzingen geven in het belang van de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen.”
- Artikel 1:84 SrC
“Ter beschikking gestelden kunnen worden verpleegd in een door de Minister van Justitie aangewezen inrichting hier te lande dan wel in een elders in het Koninkrijk aangewezen inrichting.”
- Artikel 5 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM), dat in de Nederlandse vertaling luidt:
“1. Een ieder heeft recht op vrijheid en veiligheid van zijn persoon. Niemand mag zijn vrijheid worden ontnomen, behalve in de navolgende gevallen en overeenkomstig een wettelijk voorgeschreven procedure:
a. indien hij op rechtmatige wijze is gedetineerd na veroordeling door een daartoe bevoegde rechter; (...)
e. in het geval van rechtmatige detentie van personen ter voorkoming van de verspreiding van besmettelijke ziekten, van geesteszieken, van verslaafden aan alcohol of verdovende middelen of van landlopers; (...).”
2.3.2
De memorie van toelichting bij het voorstel dat heeft geleid tot de Landsverordening van 2 november 2011 houdende vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht (P.B. 2011, no. 48) houdt het volgende in met betrekking tot de invoering van de terbeschikkingstelling in het Wetboek van Strafrecht van Curaçao, waarbij opmerking verdient dat de artikelen 1:77 tot en met 1:100 zijn vernummerd tot 1:80 tot en met 1:103:
“Artikelen 77 tot en met 100 (plaatsing in een psychiatrische inrichting en de terbeschikkingstelling)
Voorgesteld wordt ook hier te lande, evenals in Nederland (artikel 37a tot en met 38l NSr), een tbs-regeling op te nemen. Daarbij is natuurlijk in beschouwing genomen het feit dat er in ons land weinig mogelijkheden zijn om een tbs met verpleging ook daadwerkelijk te executeren. Daartegenover staat dat het niet gerechtvaardigd is om mensen met een duidelijke ziekelijke stoornis een langdurige gevangenisstraf op te leggen (verwezen zij naar de reeds gememoreerde opvatting van de Hoge Raad in de zaak van de Bonairiaanse doodslagpleger van 28 februari 2006 (AU9381)). Daarin komt duidelijk tot uitdrukking, dat de Hoge Raad het levenslang opsluiten van psychisch gestoorden onacceptabel vindt en gevaarlijk dicht tegen een schending van artikel 3 van het EVRM). Even onacceptabel is dat volstaan moet worden met een plaatsing in een psychiatrische inrichting met een maximale duur van een jaar, zoals momenteel in artikel 39, tweede lid, NASr (oud). Overigens is plaatsing van een ter beschikking gestelde in een inrichting een uiterste stap: de minder vergaande stap is het opleggen van tbs onder voorwaarden, bijvoorbeeld verplicht contact onderhouden met een psychiater of het verplicht innemen van medicijnen.
De voorgestelde regeling is gespiegeld aan de Nederlandse met de hieronder beargumenteerde wijzigingen.
(...)
Artikel 81 (de inrichting)
In dit artikel wordt geregeld dat de tbs ten uitvoer dient te worden gelegd in een inrichting, die daartoe door de Minister van Justitie dient te zijn aangewezen. Ook is het mogelijk de executie te doen plaatsvinden in een elders in het Koninkrijk aangewezen inrichting met het oog op de noodzakelijke behandeling. Wellicht kan een gezamenlijke Caribische forensisch-psychiatrische inrichting worden gesticht. Uiteraard zou plaatsing in Nederland uitvoerig dienen te worden afgewogen tegen de kosten, die daarmee gemoeid zullen zijn en de belangen van de tbs-gestelde (ver van huis, geen betrekken van het thuisfront bij de behandeling, wat juist vaak nodig is).”
(Staten van de Nederlandse Antillen 2009/10, 3615, no. 3, p. 37-38.)
2.3.3
In de in artikel 1:81 lid 1, aanhef en onder a, SrC genoemde gevallen kan de rechter de terbeschikkingstelling van de verdachte bevelen als de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van die maatregel vereist. Als de rechter op grond van artikel 1:81 SrC beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege wordt verpleegd, kan die verpleging op basis van artikel 1:84 SrC plaatsvinden in een daartoe aangewezen inrichting in Curaçao dan wel in een elders in het Koninkrijk aangewezen inrichting.
2.3.4
De toepassing van terbeschikkingstelling in een geval als dit moet voldoen aan de eisen die voortvloeien uit artikel 5 lid 1, aanhef en onder a en e, EVRM. In de rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens (hierna: EHRM) over artikel 5 lid 1 EVRM komt tot uitdrukking dat de betreffende vrijheidsontneming “must first of all be “lawful”, including the observance of a procedure prescribed by law. In addition to being in conformity with domestic law, that provision requires that any deprivation of liberty should be in keeping with the purpose of protecting the individual from arbitrariness” en dat “there must be some relationship between the ground relied on for the permitted deprivation of liberty and the place and conditions of detention” (EHRM 31 januari 2019, nr. 18052/11 (Rooman/België), overweging 190).
2.4
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte kampt met een complexe psychische problematiek en een verslavingsproblematiek die van wezenlijke invloed zijn geweest op het begane misdrijf en waardoor het risico op recidive groot is. Het hof heeft in hoger beroep opnieuw uitgebreid onderzoek laten doen naar de haalbaarheid van voor de verdachte minder ingrijpende behandelingen, waaronder de terbeschikkingstelling met voorwaarden, maar het heeft vastgesteld dat dergelijke behandelingen niet uitvoerbaar zijn en de veiligheid van de samenleving onvoldoende garanderen. Het hof heeft vervolgens overwogen dat het, gelet op het zwaarwegende belang van de beveiliging van de maatschappij, geen andere mogelijkheid ziet dan de door het gerecht opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege te handhaven. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met de zorgen die bestaan over de manier waarop de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege in Curaçao ten uitvoer wordt gelegd. Ook heeft het hof gewezen op de in artikel 1:84 SrC neergelegde mogelijkheid dat tenuitvoerlegging van de terbeschikkingstelling in een elders in het Koninkrijk aangewezen inrichting plaatsvindt. Het hof heeft, gelet op het voorgaande, de oplegging van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege ook in het licht van artikel 5 EVRM toereikend gemotiveerd.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren C. Caminada en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 oktober 2022.