Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
18 oktober 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 juli 2021. De zaak betreft een eendaadse samenloop van (medeplegen) gekwalificeerde diefstal met geweld, zoals omschreven in artikel 312.2 van het Wetboek van Strafrecht, en wederrechtelijke vrijheidsberoving, zoals geregeld in artikel 282.1 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte, geboren in 1994, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof. De advocaat J. Kuijper heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling was dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft in zijn oordeel geen verdere motivering hoeven geven, omdat de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand is gebleven.