ECLI:NL:HR:2022:1612

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
10 november 2022
Zaaknummer
21/04050
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over borgtocht en uitleg borgstellingsovereenkomst

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [De Borg] en ABN AMRO BANK N.V. [De Borg] had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 29 juni 2021 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2018 en 28 november 2018, die relevant zijn voor het procesverloop. De advocaat van [De Borg], D.A. van der Kooij, heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van [De Borg] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [De Borg] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/04050
Datum11 november 2022
ARREST
In de zaak van
[De Borg],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [De Borg],
advocaat: D.A. van der Kooij,
tegen
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ABN AMRO,
advocaat: F.E. Vermeulen.

1.Procesverloop in cassatie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/13/641486 / HA ZA 18-38 van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2018 en 28 november 2018;
b. het arrest in de zaak 200.252.367/01 van het gerechtshof Amsterdam van 29 juni 2021.
[De Borg] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
ABN AMRO heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor ABN AMRO toegelicht door haar advocaat, en mede door B.F.L.M. Schim en A.G. Colenbrander.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.
De advocaat van [De Borg] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [De Borg] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma, G.C. Makkink en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
11 november 2022