Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
De advocaat van [De Borg] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
11 november 2022
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [De Borg] en ABN AMRO BANK N.V. [De Borg] had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 29 juni 2021 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Amsterdam van 18 juli 2018 en 28 november 2018, die relevant zijn voor het procesverloop. De advocaat van [De Borg], D.A. van der Kooij, heeft schriftelijk gereageerd op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal M.H. Wissink, die strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van [De Borg] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [De Borg] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 916,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.