ECLI:NL:HR:2022:1676

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
22/02905
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht

In deze zaak heeft B.R.R. James te Hoofddorp beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2022, nr. HAA 21/5466 V. Het beroep in cassatie is ingediend door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens een cliënt. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. Volgens artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019 is een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener verplicht om digitaal te procederen. In deze zaak was het beroepschrift in cassatie niet digitaal ingediend, maar pas op 2 oktober 2022, terwijl de termijn voor indiening op 30 september 2022 eindigde. De griffier van de Hoge Raad had de indiener eerder verzocht om het beroepschrift digitaal in te dienen, maar dit was niet gebeurd. Hierdoor heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie als te laat ingediend beschouwd.

De Hoge Raad heeft vervolgens met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/02905
Datum18 november 2022
ARREST
op het door B.R.R. James te Hoofddorp ingediende beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 20 juni 2022, nr. HAA 21/5466 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank van 28 januari 2022.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

1.1
In deze zaak is bij aangetekende brief beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Rechtbank ingesteld. Uit het beroepschrift in cassatie blijkt dat het cassatieberoep is ingesteld door een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener namens [X] te [Z].
1.2
Artikel 1 van het Besluit van 6 maart 2019, Staatsblad 2020, 99, brengt mee dat een beroepsmatig optredende rechtsbijstandverlener verplicht is digitaal te procederen. In deze zaak had het beroepschrift in cassatie dus digitaal, via het webportaal van de Hoge Raad, moeten worden ingediend.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener van het beroepschrift daarom bij brief van 19 augustus 2022 verzocht het beroepschrift in cassatie binnen zes weken via het webportaal van de Hoge Raad in te dienen. Die termijn eindigde op 30 september 2022. Deze brief is aangetekend verzonden en is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener opgegeven adres.
Het op 2 oktober 2022 alsnog via het portaal van de Hoge Raad ingediende beroepschrift in cassatie wordt als te laat ingediend beschouwd.
Daarom zal de Hoge Raad met toepassing van artikel 8:36a, lid 5, Awb het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaren.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022.