ECLI:NL:HR:2022:1690

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
21/01111
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzettelijk verkopen van cocaïne en grondslagverlating

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 februari 2021. De verdachte, geboren in 1984, was aangeklaagd voor het opzettelijk verkopen, afleveren en/of vervoeren van cocaïne, zoals vastgelegd in artikel 2.B van de Opiumwet. De kern van de zaak draaide om de vraag of er sprake was van grondslagverlating, nu het medeplegen niet tenlastegelegd en bewezen was verklaard. Het hof had in zijn bewijsoverwegingen gesuggereerd dat de verdachte in vereniging met anderen had gehandeld, maar de Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. Het arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/01111
Datum13 december 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 februari 2021, nummer 22-004792-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
13 december 2022.