ECLI:NL:HR:2022:1715

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
20 november 2022
Zaaknummer
21/03309
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag ex artikel 94 Sv op auto met verborgen ruimte t.z.v. verdenking van witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 april 2021. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door een autoverhuurbedrijf, hierna aangeduid als de klaagster, tegen een beslag dat was gelegd op een auto met een verborgen ruimte, in het kader van een verdenking van witwassen. De klaagster betoogde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later zou oordelen dat de auto aan het verkeer zou moeten worden onttrokken. Daarnaast werd de proportionaliteit en subsidiariteit van het beslag ter discussie gesteld.

De Hoge Raad heeft de klachten van de klaagster beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat het niet nodig was om te motiveren waarom het tot dit oordeel was gekomen, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de klaagster verworpen, waarmee de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant in stand bleef. Deze uitspraak benadrukt de strikte voorwaarden waaronder beslag kan worden gelegd en de rol van de Hoge Raad in het waarborgen van de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/03309 B
Datum22 november 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 april 2021, nummer RK 21/001539, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 november 2022.