ECLI:NL:HR:2022:1721

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
20/04351
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming en schatting wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1974, betrokken was bij witwassen door verduisterde sieraden over te dragen en/of om te zetten. Het hof had het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 73.000 en een betalingsverplichting opgelegd voor dat bedrag. De betrokkene heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat, C.W. Noorduyn, cassatiemiddelen heeft voorgesteld. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen motivering hoeven geven voor dit oordeel, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Daarnaast is er een tweede cassatiemiddel ingediend, dat betrekking heeft op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. De Hoge Raad heeft dit cassatiemiddel gegrond verklaard, maar heeft besloten dat dit niet tot cassatie hoeft te leiden. De redelijke termijn is overschreden, maar er zijn geen verdere rechtsgevolgen aan verbonden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en is de uitspraak van het hof in stand gebleven. Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/04351 P
Datum29 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 17 december 2020, nummer 22-005074-18, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft C.W. Noorduyn, advocaat te ’s-Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Tot cassatie behoeft dit echter niet te leiden. Ook in de strafzaak die met deze ontnemingszaak samenhangt en die in cassatie aanhangig is onder nr. 20/04350, is de redelijke termijn in de cassatiefase overschreden. In de strafzaak zal worden beoordeeld of deze overschrijding tot compensatie moet leiden. Gelet daarop volstaat de Hoge Raad in deze ontnemingszaak met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C. Caminada, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 november 2022.