Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het middel in het principale beroep
3.Beslissing
25 november 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en 3Bouw B.V. De zaak betreft de waarschuwingsplicht van de aannemer zoals vastgelegd in artikel 7:754 van het Burgerlijk Wetboek en de vraag of deze plicht ook betrekking heeft op de vereiste omgevingsvergunning. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] over het arrest van het gerechtshof Den Haag beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. Dit betekent dat de Hoge Raad niet verder hoeft te motiveren waarom het tot dit oordeel is gekomen, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Het incidentele beroep van 3Bouw, dat was ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep tot vernietiging van het arrest zou leiden, behoeft geen verdere behandeling. De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het principale beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 5.076,34, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Deze uitspraak is gedaan door de vicepresident M.V. Polak en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock en K. Teuben, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock.