Bij de stukken bevinden zich:
(i) een e-mailbericht van 6 september 2021 (om 3.17 uur) van de verdachte gericht aan de strafgriffie van het hof, onder meer inhoudende:
“In mijn onderstaand mailbericht schreef ik, dat ik contact opneem met het Hof indien ik mij mentaal weer goed voel. Deze opmerking heeft een reden. Met mijn mentale ziektebeeld, welke chronisch en terugkerend is, is er niet duidelijk een hersteltermijn in te schatten. Het is namelijk vervelend voor het Hof, maar ook voor mij, om elke keer de geplande zitting te laten verdagen. Echter begin augustus heb ik weer een dagvaarding voor de zitting van 10 september om 9.45 uur ontvangen. Ik heb het nog even afgewacht, echter mijn mentale gesteldheid is niet verbeterd.
Ik heb rust nodig, wil mijn normale slaapritme weer vinden en zo min mogelijk stressprikkels. Het ontvangen van een dagvaarding doet mij geen goed, nog buiten het feit dat de onderhavige zaak mij frustreert. Ik wil graag rust, zodat ik kan werken aan mijn herstel. Ik vind het ook vervelend om weer te verzoeken om de zitting te verdagen, maar ik kan niet anders met mijn huidige vertroebelde geest. Zoals ik al schreef in mijn onderstaand mailbericht, was er toch al geen oordeel binnen een redelijke termijn mogelijk, door o.a. het te laat doorsturen van mijn hoger beroep door de rechtbank Noord-Holland.
Ik hoop dat ik de ruimte krijg om zelf aan te kunnen geven, dat de zitting weer gepland kan worden als het beter met mij gaat.”
(ii) een e-mailbericht van 6 september 2021 (om 9.56 uur) van een medewerker van de strafgriffie van het hof gericht aan de verdachte, voor zover hier van belang inhoudende:
“In opdracht van de voorzitter deel ik u het volgende mede.
De zaak zal niet aangehouden worden.”
(iii) een e-mailbericht van 6 september 2021 (om 14.22 uur) van de verdachte gericht aan de strafgriffie van het hof, onder meer inhoudende:
“Enerzijds heb ik begrip voor het besluit van de voorzitter, anderzijds schuurt dit met het feit dat ik niet aanwezig kan zijn bij de inhoudelijke behandeling van het door mij ingestelde hoger beroep. Het is van mij geen dwarsheid en/of dat ik bepaal hoe de procedure verloopt, al is het uitgangspunt wel dat ik in de behandeling hiervan een stem behoor te hebben, het is immers het door mij ingestelde hoger beroep, echter ik ben mentaal te instabiel om dit soort stressmomenten te (moeten) ondergaan. Ik doe dit mijzelf niet aan, is niet goed voor mijzelf maar ook niet voor anderen, derhalve geef ik dit ook aan.
Voorts heb ik alle vertrouwen in een rechtvaardig oordeel van de voorzitter, op gronden van hetgeen ik heb beschreven in mijn oorspronkelijke hoger beroepschrift d.d. 17 februari 2018, de verduidelijking hiervan in het eerste aanvullende hoger beroepschrift d.d. 14 november 2020 en tweede aanvullende hoger beroepschrift d.d. 7 maart 2021, alsook hetgeen beschreven in mijn mailberichten van 2 april, 16 en 18 juni 2021.
(...)
Nogmaals mijn excuses, maar het gaat niet.....”
(iv) een e-mailbericht van 8 september 2021 van de verdachte gericht aan de strafgriffie van het hof, voor zover hier van belang inhoudende:
“Voort wil ik u vragen om nogmaals mijn excuses voor mijn afwezigheid aan de voorzitter over te brengen, en dat dit niets met desinteresse en/of disrespect/dwarsheid te maken heeft! Ik heb het gewoon erg moeilijk....”