Het hof heeft verder onder meer het volgende overwogen:
“Het hof stelt vast dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep is gebleken dat de door verdachte gehouden hond [naam], aangeefster meerdere malen heeft gebeten in haar armen en haar rechterbeen en dat aangeefster daardoor zeer ernstige letsels heeft opgelopen.
Verdachte was op 24 december 2016 reeds enige tijd eigenaar van zijn hond [naam], een kruising tussen een Pitbull en een Stafford. Hij liet de hond buiten steeds gemuilkorfd rondlopen, omdat deze andere honden beet en verdachte de hond daar niet vanaf kon houden middels commando’s. Verdachte was aanwezig bij een eerder bijtincident in zijn woning, waarbij een bezoeker was gebeten die in een ruzie was verwikkeld.
Aangeefster was zelf de woning van verdachte binnen gegaan en op enig moment is een discussie ontstaan tussen verdachte en aangeefster. Aangeefster maakte daarbij drukke bewegingen, aldus verdachte. Hij heeft op dat moment geen extra voorzorgsmaatregelen getroffen om zijn hond onder controle te nemen en te houden, zoals het vastpakken van de hond of het naar een andere ruimte brengen van de hond. Hij heeft enkel aan aangeefster gevraagd of zij weg wilde gaan. Niet is gebleken dat hij aangeefster heeft gewaarschuwd voor mogelijk gevaarlijk gedrag van de hond. Op enig moment is de hond aangeefster gaan bijten.
Nadat de hond was begonnen met aangeefster te bijten, luisterde deze niet naar commando’s van verdachte en evenmin lukte het verdachte om de hond van aangeefster af te krijgen. Op enig moment is hij zelf naar buiten gegaan omdat hij geen lucht meer kreeg. Aangeefster werd toen nog steeds gebeten door de hond.
(...)
Met betrekking tot het oordeel dat verdachte onvoldoende zorg heeft gedragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier, als bedoeld in artikel 425 WvSr, overweegt het hof als volgt.
Als eigenaar van een hond draagt verdachte verantwoordelijkheid om er voor te zorgen dat zijn hond geen schade kan toebrengen aan anderen. Verdachte wist dat zijn hond gevaarlijk was, nu de hond reeds eerder in zijn woning een bezoeker had gebeten en regelmatig bijtgedrag vertoonde naar andere honden. Gelet daarop lag het op de weg van verdachte om er alles aan te doen om er voor te zorgen dat hij zijn hond te allen tijde tijdig onder controle zou hebben en houden. Daarbij was verdachte zich ervan bewust dat zijn hond niet altijd naar zijn commando’s luisterde en dus niet onder controle was, zodat extra voorzichtigheid geboden was. Zeker nu deze bezoekster volgens verdachte druk gedrag vertoonde en de hond op dat moment geen muilkorf droeg.
Nu verdachte zijn hond in dit geval onvoldoende heeft aangeroepen en weggetrokken en daardoor onvoldoende controle over de hond had, ten gevolge waarvoor aangeefster is gebeten, acht het hof het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.”