Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
15 februari 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft medeplichtigheid aan hennepteelt en de aanwezigheid van hennep in het kader van bedrijfsvoering, waarbij de verdachte een garagebox had gehuurd en ter beschikking gesteld voor de opslag van hennepgerelateerde goederen. De verdachte, geboren in 1975, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat op 12 maart 2020 had geoordeeld in deze strafzaak. De advocaat G. Spong heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend, waarop de advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.