ECLI:NL:HR:2022:369

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
20/02120
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op geldbedrag van een stichting in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar overtreding van de Opiumwet

In deze zaak gaat het om een beklagprocedure betreffende beslag op een geldbedrag dat toebehoort aan een stichting waarvan de klager de enige bestuurder is. De klager is geboren in 1966 en heeft een klaagschrift ingediend tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 juli 2020. De rechtbank had eerder beslist over het beslag dat was gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de overtreding van de Opiumwet. De klager betwistte of hij als enige bestuurder van de stichting de rechthebbende is van het geld dat aan de stichting toebehoort. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie behandeld en de klachten van de klager beoordeeld. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel is gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 15 maart 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02120 B
Datum15 maart 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 7 juli 2020, nummer RK 18/1261, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de klager.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft J.J.J. van Rijsbergen, advocaat te Breda, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 maart 2022.