Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
5 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 12 februari 2021 is gewezen. De verdachte, geboren in 1988, heeft zich schuldig gemaakt aan fietsendiefstal. De Hoge Raad behandelt de klachten van de verdachte over de overwegingen van het hof, waarin werd gesteld dat de verdachte zich 'heel vaak' aan fietsendiefstal heeft schuldig gemaakt. Daarnaast is er een klacht over de eerdere veroordeling waarbij bijzondere voorwaarden aan de verdachte waren opgelegd. De Hoge Raad, onder leiding van vice-president V. van den Brink, heeft de cassatiemiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bepaald in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen op 5 april 2022.