Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
5 april 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 12 februari 2021 was gewezen. Het beroep is ingesteld door de verdachte, die in deze strafzaak werd vertegenwoordigd door de advocaten I.T.H.L. van de Bergh en T. Straten. De zaak betreft diefstal, waarbij de verdachte werd beschuldigd van herhaaldelijke fietsendiefstal. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De eerste klacht betrof de overweging van het hof dat de verdachte zich 'heel vaak' aan fietsendiefstal heeft schuldig gemaakt, wat de verdachte als onterecht beschouwde. De tweede klacht ging over de eerdere veroordeling van de verdachte, waarbij bijzondere voorwaarden waren opgelegd, en de derde klacht betrof de opgave van de bijzondere omstandigheden door het hof, terwijl de verdachte geen duidelijke en ondubbelzinnige bekentenis had afgelegd. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof en heeft het beroep verworpen zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.