ECLI:NL:HR:2022:496

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 april 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
20/02921
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen niet-ontvankelijkverklaring van hoger beroep inzake tenuitvoerlegging voorwaardelijke ISD-maatregel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De veroordeelde was niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, die strekte tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders. Deze maatregel was opgelegd vanwege de niet-naleving van een bijzondere voorwaarde die was gesteld bij de voorwaardelijke veroordeling. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de ontvankelijkheid van het cassatieberoep, waarbij de procureur-generaal F.W. Bleichrodt concludeerde tot niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep niet in behandeling kan worden genomen, omdat de beslissing van het hof als een beslissing a.b.i. artikel 6:6:21.1 van het Wetboek van Strafvordering moet worden aangemerkt. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat rechterlijke beslissingen inzake tenuitvoerlegging niet aan enig gewoon rechtsmiddel zijn onderworpen, tenzij anders bepaald in hoofdstuk 6 van boek 6 van het Wetboek van Strafvordering. Aangezien er geen bepaling is die het cassatieberoep tegen de beslissing van de penitentiaire kamer van het hof opengesteld, heeft de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer20/02921 B
Datum5 april 2022
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 september 2020, nummer ISD P20/0159, op een vordering als bedoeld in artikel 6:6:21 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak
van
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
hierna: de veroordeelde.

1.De beschikking van het hof

Het hof heeft de veroordeelde niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Den Haag. Die beschikking strekt tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde maatregel tot plaatsing van de veroordeelde in een inrichting voor stelselmatige daders vanwege niet-naleving van een bij de voorwaardelijke veroordeling gestelde bijzondere voorwaarde.

2.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de veroordeelde. Namens deze heeft M.J. de Jongh, advocaat te Leiden, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de veroordeelde in het beroep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

De Hoge Raad kan het cassatieberoep van de veroordeelde niet in behandeling nemen. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de procureur-generaal onder 4 en 12 tot en met 15.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 april 2022.