2.3Bij mondelinge beschikking van 5 november 2021, schriftelijk vastgelegd op 8 november 2021, heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg tot en met uiterlijk 5 mei 2022. De rechtbank heeft daartoe onder meer het volgende overwogen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, te weten een chronische stoornis in alcoholgebruik, een recidiverende pancreatitis en een insulineafhankelijke DM-type I. (rov. 2.1)
De stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in: levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Door veelvuldig alcoholgebruik is de pancreas van betrokkene er slecht aan toe. Daarnaast heeft hij last van vermoeidheidsklachten en is hij insulineafhankelijk. Betrokkene is in het verleden teruggevallen in excessief alcoholgebruik waardoor maatschappelijke teloorgang ontstaat. Wanneer betrokkene onder invloed is spelen de somatische problemen weer in alle hevigheid op met alle gevolgen van dien, en wel zodanig dat dit de dood tot gevolg kan hebben. (rov. 2.2)
3. Beoordeling van het middel
3.1.1Onderdeel 1 van het middel betoogt dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met het, onder meer in art. 19 lid 1 Rv tot uitdrukking gebrachte, beginsel van hoor en wederhoor. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat er een brief in het dossier zat waarover (de advocaat van) betrokkene niet beschikte en waarover deze zich niet heeft kunnen uitlaten, aldus de klacht.
3.1.2Deze klacht mist feitelijke grondslag omdat noch uit het proces-verbaal van de zitting, noch uit de overige stukken blijkt dat de rechtbank beschikte over andere stukken dan die bij het verzoekschrift waren gevoegd en die door de advocaat van betrokkene aan de rechtbank zijn gestuurd.
3.2.1Onderdeel 2 klaagt dat het oordeel van de rechtbank dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip ‘psychische stoornis’ als bedoeld in de Wvggz, althans dat het oordeel onbegrijpelijk is. Weliswaar is sprake van een alcoholverslaving, maar dit is onvoldoende om een psychische stoornis in de zin van de Wvggz te kunnen aannemen. Ook volgt uit de overwegingen van de rechtbank niet dat de alcoholverslaving gepaard gaat met psychische stoornissen van zodanige ernst dat de stoornis de gevaarvolle daden van betrokkene overwegend beheerst, aldus de klacht.
3.2.2Art. 3:3 Wvggz houdt in dat als uiterste middel verplichte zorg kan worden verleend indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel als bedoeld in art. 1:1 lid 2 Wvggz en indien aan de overige voorwaarden is voldaan.
3.2.3Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever met betrekking tot verslaving aan middelen als alcohol en drugs niet beoogd heeft het toepassingsbereik van de Wvggz uit te breiden ten opzichte van dat van de op 31 december 2019 vervallen Wet Bopz.Daarom moet worden aangenomen dat verslaving aan middelen als alcohol en drugs op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz kan leiden. Er moet om tot toepassing van de Wvggz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard (‘comorbiditeit’).
3.2.4Het onderdeel klaagt terecht dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd dat de alcoholverslaving van betrokkene het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend beïnvloedt dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend. Uit de door de rechtbank genoemde lichamelijke klachten van betrokkene en de omstandigheid dat het betrokkene nog niet is gelukt langdurig te stoppen met het gebruik van alcohol, volgt niet dat betrokkene een psychische stoornis heeft in de zin van de Wvggz. De inhoud van de medische verklaring is evenmin toereikend om dat oordeel te rechtvaardigen. Mede gelet op de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, is zonder toelichting niet duidelijk waarop de rechtbank in rov. 2.1 doelt met de verwijzing naar de mondelinge behandeling, zodat ook daaruit niet volgt dat betrokkene een psychische stoornis heeft in de zin van de Wvggz.