ECLI:NL:HR:2022:559

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 april 2022
Publicatiedatum
7 april 2022
Zaaknummer
21/05192
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de psychische stoornis in het kader van de Wvggz en de gevolgen van alcoholverslaving

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 april 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vraag of alcoholverslaving van betrokkene kan worden gekwalificeerd als een psychische stoornis in de zin van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat M.A.M. Wagemakers, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, die op 5 november 2021 een zorgmachtiging had verleend voor verplichte zorg. De rechtbank had vastgesteld dat betrokkene leed aan een chronische stoornis in alcoholgebruik, maar de Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd dat deze stoornis van zodanige ernst was dat het gedrag van betrokkene als gevolg daarvan leidde tot ernstig nadeel, zoals vereist door de Wvggz. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de psychische toestand van betrokkene en de noodzaak om aan te tonen dat de verslaving het denken en handelen van de betrokkene zodanig beïnvloedt dat deze niet in staat is om de gevolgen van zijn gedrag te overzien.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer21/05192
Datum8 april 2022
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: M.A.M. Wagemakers,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE VAN HET
ARRONDISSEMENTSPARKET OOST-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/08/272380/FA RK 21-2574 van de rechtbank Overijssel van 5 november 2021.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan deze beschikking gehecht.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.L.C.C. Lückers strekt tot vernietiging van de beschikking van de rechtbank Overijssel van 5 november 2021 en tot terugwijzing.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In deze zaak heeft de officier van justitie verzocht een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene te verlenen voor de duur van zes maanden.
2.2
Bij het verzoekschrift was een medische verklaring gevoegd als bedoeld in art. 5:8 Wvggz. In die verklaring heeft de psychiater als (vermoedelijke) diagnose vermeld:
“Chronische stoornis in alcoholgebruik, deels in remissie (14 dagen), een recidiverende pancreatitis en een insuline afhankelijke DM-type I.”
De medische verklaring houdt voorts in dat uit het gedrag van betrokkene als gevolg van de psychische stoornis ernstig nadeel voortvloeit, met als toelichting:
“Door veelvuldig alcohol gebruik is zijn pancreas er slecht aan toe. Met enige regelmaat heeft hij hier last van. Tevens heeft hij een DM-type I insuline afhankelijk, dit vergt zorgvuldig omgaan met. Wanneer hij onder invloed is spelen de somatische problemen weer in alle hevigheid op met alle gevolgen van dien en wel zodanig dat dit de dood tot gevolg kan hebben.”
2.3
Bij mondelinge beschikking van 5 november 2021, schriftelijk vastgelegd op 8 november 2021, heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de door de officier van justitie verzochte vormen van verplichte zorg tot en met uiterlijk 5 mei 2022. De rechtbank heeft daartoe onder meer het volgende overwogen.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis in de vorm van middelgerelateerde en verslavingsstoornissen, te weten een chronische stoornis in alcoholgebruik, een recidiverende pancreatitis en een insulineafhankelijke DM-type I. (rov. 2.1)
De stoornis leidt tot ernstig nadeel, gelegen in: levensgevaar, ernstig lichamelijk letsel, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Door veelvuldig alcoholgebruik is de pancreas van betrokkene er slecht aan toe. Daarnaast heeft hij last van vermoeidheidsklachten en is hij insulineafhankelijk. Betrokkene is in het verleden teruggevallen in excessief alcoholgebruik waardoor maatschappelijke teloorgang ontstaat. Wanneer betrokkene onder invloed is spelen de somatische problemen weer in alle hevigheid op met alle gevolgen van dien, en wel zodanig dat dit de dood tot gevolg kan hebben. (rov. 2.2)
3. Beoordeling van het middel
3.1.1
Onderdeel 1 van het middel betoogt dat de rechtbank in strijd heeft gehandeld met het, onder meer in art. 19 lid 1 Rv tot uitdrukking gebrachte, beginsel van hoor en wederhoor. Tijdens de mondelinge behandeling bleek dat er een brief in het dossier zat waarover (de advocaat van) betrokkene niet beschikte en waarover deze zich niet heeft kunnen uitlaten, aldus de klacht.
3.1.2
Deze klacht mist feitelijke grondslag omdat noch uit het proces-verbaal van de zitting, noch uit de overige stukken blijkt dat de rechtbank beschikte over andere stukken dan die bij het verzoekschrift waren gevoegd en die door de advocaat van betrokkene aan de rechtbank zijn gestuurd.
3.2.1
Onderdeel 2 klaagt dat het oordeel van de rechtbank dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting omtrent het begrip ‘psychische stoornis’ als bedoeld in de Wvggz, althans dat het oordeel onbegrijpelijk is. Weliswaar is sprake van een alcoholverslaving, maar dit is onvoldoende om een psychische stoornis in de zin van de Wvggz te kunnen aannemen. Ook volgt uit de overwegingen van de rechtbank niet dat de alcoholverslaving gepaard gaat met psychische stoornissen van zodanige ernst dat de stoornis de gevaarvolle daden van betrokkene overwegend beheerst, aldus de klacht.
3.2.2
Art. 3:3 Wvggz houdt in dat als uiterste middel verplichte zorg kan worden verleend indien het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel als bedoeld in art. 1:1 lid 2 Wvggz en indien aan de overige voorwaarden is voldaan.
3.2.3
Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de wetgever met betrekking tot verslaving aan middelen als alcohol en drugs niet beoogd heeft het toepassingsbereik van de Wvggz uit te breiden ten opzichte van dat van de op 31 december 2019 vervallen Wet Bopz. [1] Daarom moet worden aangenomen dat verslaving aan middelen als alcohol en drugs op zichzelf niet tot toepassing van de Wvggz kan leiden. Er moet om tot toepassing van de Wvggz te komen sprake zijn van een psychische stoornis van zodanige ernst dat het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen daardoor zo ingrijpend worden beïnvloed dat de betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend, omdat de stoornis de gevaarvolle daden van de betrokkene overwegend beheerst. Deze psychische stoornis kan voortvloeien uit of samenhangen met de verslaving aan middelen. Het kan ook gaan om een van de verslaving losstaande psychische stoornis van andere aard (‘comorbiditeit’). [2]
3.2.4
Het onderdeel klaagt terecht dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd dat de alcoholverslaving van betrokkene het denken, voelen, willen, oordelen en doelgericht handelen zo ingrijpend beïnvloedt dat betrokkene het veroorzaakte gevaar niet kan worden toegerekend. Uit de door de rechtbank genoemde lichamelijke klachten van betrokkene en de omstandigheid dat het betrokkene nog niet is gelukt langdurig te stoppen met het gebruik van alcohol, volgt niet dat betrokkene een psychische stoornis heeft in de zin van de Wvggz. De inhoud van de medische verklaring is evenmin toereikend om dat oordeel te rechtvaardigen. Mede gelet op de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, is zonder toelichting niet duidelijk waarop de rechtbank in rov. 2.1 doelt met de verwijzing naar de mondelinge behandeling, zodat ook daaruit niet volgt dat betrokkene een psychische stoornis heeft in de zin van de Wvggz.
3.3
Omdat het slagen van onderdeel 2 van het middel leidt tot vernietiging van de beschikking, behoeven de overige onderdelen van het middel geen behandeling. De daarin genoemde kwesties kunnen zo nodig na terugwijzing aan de orde komen.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
  • vernietigt de beschikking van de rechtbank Overijssel van 5 november 2021;
  • wijst het geding terug naar die rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
8 april 2022.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2009/10, 32399, nr. 3, p. 11-12.
2.Vgl. HR 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:461, rov. 3.3.2 en HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1936, rov. 3.3.2.