ECLI:NL:HR:2022:619

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2022
Publicatiedatum
21 april 2022
Zaaknummer
20/03259
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over conservatoir derdenbeslag en geldlening voor onroerend goed

In deze zaak heeft [eiser], wonende in de Filipijnen, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Staat der Nederlanden heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Tegen de andere verweerder, Holding c.s., is verstek verleend. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van Holding c.s. zijn begroot op nihil, terwijl de kosten aan de zijde van de Staat zijn vastgesteld op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff op 22 april 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/03259
Datum22 april 2022
ARREST
In de zaak van
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] , Filipijnen,
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiser] ,
advocaat: T. van Malssen,
tegen
1. [Holding] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [verweerder 2] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna: Holding c.s.,
niet verschenen,
3. DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelende te Den Haag,
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: de Staat,
advocaat: G.C. Nieuwland.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/16/500374/KL ZA 20-87 van de rechtbank Midden-Nederland van 25 mei 2020;
het arrest in de zaak 200.280.046/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 september 2020, verbeterd bij arrest van 20 oktober 2020.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld. De Staat heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Tegen Holding c.s. is verstek verleend.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor de Staat mede door J.B.B. Heinen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G. Snijders strekt tot verwerping van het principaal cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Holding c.s. begroot op nihil en aan de zijde van de Staat begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
22 april 2022.