In deze zaak heeft [eiser], wonende in de Filipijnen, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Staat der Nederlanden heeft een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Tegen de andere verweerder, Holding c.s., is verstek verleend. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft het principale beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. De kosten aan de zijde van Holding c.s. zijn begroot op nihil, terwijl de kosten aan de zijde van de Staat zijn vastgesteld op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff op 22 april 2022.