Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
17 mei 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1967, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij hij was veroordeeld tot schadevergoeding aan een slachtoffer. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar alleen voor zover het ging om de vervangende hechtenis die was opgelegd bij de schadevergoedingsmaatregel. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak, behalve voor het onderdeel dat betrekking had op de vervangende hechtenis. De Hoge Raad heeft bepaald dat in plaats van vervangende hechtenis, gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast, conform artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De uitspraak van het hof is vernietigd voor zover deze betrekking had op de vervangende hechtenis, en het beroep is voor het overige verworpen. Deze uitspraak heeft implicaties voor de toepassing van vervangende hechtenis in vergelijkbare zaken, waarbij de Hoge Raad de mogelijkheid van gijzeling als alternatief heeft bevestigd.