ECLI:NL:HR:2022:833
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraak bestuursrechter inzake Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door A.M.H. Hogervorst, tegen de Staatssecretaris van Financiën, vertegenwoordigd door [P]. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 15 februari 2021, die betrekking had op een besluit ingevolge de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepaling is die het mogelijk maakt om beroep in cassatie in te stellen tegen uitspraken van de bestuursrechter in dit soort geschillen. Dit betekent dat de Hoge Raad niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en M.T. Boerlage, en is openbaar uitgesproken op 3 juni 2022.