Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
21 juni 2022.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 24 maart 2021 was gewezen. De zaak betreft economische delicten waarbij de verdachte, een afvalverwerkingsbedrijf, wordt beschuldigd van het in strijd handelen met de eisen die aan afvalverwerkingsbedrijven zijn gesteld, zoals vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet milieubeheer. Daarnaast wordt de verdachte beschuldigd van valsheid in geschrift met betrekking tot begeleidingsbrieven, wat meermalen zou zijn gepleegd.
De verdachte heeft verschillende verweren gevoerd, waaronder een beroep op de nietigheid van de dagvaarding, een verweer tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging, en een beroep op afwezigheid van alle schuld. Ook werd er betoogd dat de NFI-rapporten niet als deskundigenrapporten konden worden aangemerkt en dat de deskundigheid van de betrokken NFI-medewerker niet was vastgesteld. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.