ECLI:NL:HR:2022:932

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
20/03835
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de mogelijkheid tot executie door een borg die restschuld heeft voldaan op basis van een hypotheekakte

In deze zaak hebben de hypotheekgevers, hierna aangeduid als eisers tot cassatie, beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De Gemeente Helmond, als verweerder in cassatie, heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is door de advocaat van de Gemeente, J.W.H. van Wijk, en M.E.A. Möhring toegelicht. De Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de hypotheekgevers schriftelijk heeft gereageerd.

De Hoge Raad heeft het procesverloop in feitelijke instanties in acht genomen, waaronder een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant en een eerder arrest van het gerechtshof. De Hoge Raad heeft de klachten van de hypotheekgevers over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de hypotheekgevers veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is gewezen door de president G. de Groot en raadsheren, en openbaar uitgesproken door raadsheer H.M. Wattendorff op 24 juni 2022.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/03835
Datum24 juni 2022
ARREST
In de zaak van
1. [de man],
wonende te [woonplaats],
2. [de vrouw],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna: hypotheekgevers,
advocaat: R.K. van der Brugge,
tegen
GEMEENTE HELMOND,
gevestigd te Helmond,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de Gemeente,
advocaat: J.W.H. van Wijk.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/01/354195/KG ZA 19-800 van de voorzieningenrechter in de rechtbank Oost-Brabant van 20 februari 2020;
het arrest in de zaak 200.276.106/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 september 2020.
Hypotheekgevers hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
De Gemeente heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor de Gemeente toegelicht door haar advocaat, en mede door M.E.A. Möhring.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van hypotheekgevers heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het beroep;
  • veroordeelt hypotheekgevers in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 902,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien hypotheekgevers deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
24 juni 2022.