ECLI:NL:HR:2022:933

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2022
Publicatiedatum
23 juni 2022
Zaaknummer
20/04071
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over toezegging tot financiële ondersteuning van vennootschap voor advocaat declaraties

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2022 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] N.V. tegen de arresten van het gerechtshof Den Haag van 4 september 2018 en 8 september 2020. [Eiseres] had beroep in cassatie ingesteld tegen deze arresten, terwijl [verweerder 1] een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep had ingesteld. [Verweerster 2] was niet verschenen en had geen verweerschrift ingediend. De advocaten van [eiseres] en [verweerder 1] hebben de zaak toegelicht, en de conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekte tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de beoordeling van de klachten niet vereist dat er antwoorden worden gegeven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van [verweerder 1] behoeft geen behandeling, aangezien het was ingesteld onder de voorwaarde dat het principale beroep tot vernietiging van de arresten zou leiden. In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder 1] zijn begroot op € 2.142,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer20/04071
Datum24 juni 2022
ARREST
In de zaak van
[eiseres] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [eiseres],
advocaat: H.J.W. Alt,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie, eiser in het voorwaardelijk incidentele cassatieberoep,
hierna: [verweerder 1],
advocaat: J. van der Beek,
2. [verweerster 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster 2],
niet verschenen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
de vonnissen in de zaak C/10/486512/HA ZA 15-1042 van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2016 en 9 november 2016;
de arresten in de zaak 200.209.193/01 van het gerechtshof Den Haag van 4 september 2018, 19 februari 2019 en 8 september 2020.
[eiseres] heeft tegen de arresten van het hof van 4 september 2018 en 8 september 2020 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerder 1] heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
[verweerster 2] heeft geen verweerschrift ingediend.
[eiseres] en [verweerder 1] hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor [eiseres] en [verweerder 1] toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de arresten van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van de arresten van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder 1] begroot op € 2.142,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan en aan de zijde van [verweerster 2] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de president G. de Groot als voorzitter en de raadsheren C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer H.M. Wattendorff op
24 juni 2022.