ECLI:NL:HR:2023:1221

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
14 september 2023
Zaaknummer
22/00088
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake AOW-besluit Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Centrale Raad van Beroep. De belanghebbende, een persoon woonachtig in Duitsland, had beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 november 2021, die betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarbij de klachten van de belanghebbende niet konden leiden tot vernietiging van de eerdere uitspraak.

De belanghebbende had onder andere geklaagd over de betaling van het griffierecht, waarbij hij een beroep deed op betalingsonmacht. De griffier van de Hoge Raad had dit beroep afgewezen, en de belanghebbende had het griffierecht onder protest voldaan. De Hoge Raad oordeelde dat de griffier de heffing van het griffierecht terecht had voortgezet. Daarnaast was er een klacht over het ontbreken van handtekeningen op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, maar deze klacht faalde omdat de griffier van de Centrale Raad een ondertekend afschrift had verstrekt.

De Hoge Raad heeft alle klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Hoge Raad zag geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en is aan de belanghebbende en de Sociale Verzekeringsbank bekendgemaakt.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer22/00088
Datum15 september 2023
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z], Duitsland, (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN DE SOCIALE VERZEKERINGSBANK
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 november 2021, nr. 20/762 AOW [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 19/2458) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank ingevolge de Algemene Ouderdomswet. De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is aan dit arrest gehecht.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, vertegenwoordigd door [P], heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

2.1
Belanghebbende heeft ter zake van betaling van het verschuldigde griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan. De griffier van de Hoge Raad (hierna: de griffier) heeft dat beroep afgewezen. Belanghebbende heeft het griffierecht onder protest voldaan. De Hoge Raad begrijpt de klachten aldus dat zij mede tegen de beslissing van de griffier zijn gericht.
2.2
Na kennisneming van de in cassatie overgelegde gegevens omtrent het inkomen is de Hoge Raad van oordeel dat de griffier de heffing van het griffierecht terecht heeft voortgezet. [2]
2.3
Eén van de in cassatie aangevoerde klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep houdt in dat die uitspraak niet is ondertekend door de voorzitter en de griffier van de Centrale Raad van Beroep. Belanghebbende wijst er op dat op het aan hem toegezonden afschrift van de uitspraak staat vermeld “(getekend) A. van Gijzen en daaronder (getekend) R. van Doorn”, maar dat die handtekeningen op dit afschrift ontbreken.
2.4
De klacht faalt. Desgevraagd heeft de griffier van de Centrale Raad van Beroep van de ondertekende uitspraak een afschrift aan de Hoge Raad verstrekt, welk afschrift aan dit arrest is gehecht.
2.5
De Hoge Raad heeft ook de overige klachten over de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren P.A.G.M. Cools en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 september 2023.

Voetnoten

2.HR 20 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:354.