Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
15 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat R.T. Wiegerink, heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam. De verweerder, vertegenwoordigd door advocaat H.J.W. Alt, heeft een verweerschrift ingediend. De zaak betreft een geschil over de prorogatie bij de kantonrechter op basis van artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), wat heeft geleid tot een beperking van de mogelijkheid tot hoger beroep zoals vastgelegd in artikel 333 Rv. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiser over de arresten van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de arresten. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.