Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het vierde cassatiemiddel
3.Beoordeling van de overige cassatiemiddelen
4.Beslissing
19 september 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 november 2021. De verdachte, geboren in 1964, was in hoger beroep veroordeeld voor het medeplegen van witwassen van een substantieel geldbedrag en een auto. De advocaat van de verdachte, J. Boksem, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarbij de advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft het vierde cassatiemiddel beoordeeld, dat stelde dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens was overschreden, omdat de stukken te laat door het hof waren ingezonden. Dit cassatiemiddel werd gegrond verklaard, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van achttien maanden naar zeventien maanden en een week. De Hoge Raad heeft de overige cassatiemiddelen beoordeeld en deze niet gegrond verklaard, waardoor de uitspraak van het hof niet werd vernietigd op andere gronden. De beslissing van de Hoge Raad was dus een gedeeltelijke vernietiging van de eerdere uitspraak, enkel met betrekking tot de strafmaat.