Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
- de akte instellen hoger beroep van 1 juli 2020 vermeldt als adres van de verdachte [adres02] in [plaats02] ;
- de dagvaarding in hoger beroep is op 12 maart 2021 uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie, omdat de woon- of verblijfplaats van de verdachte niet bekend is;
- de dagvaarding in hoger beroep is op 18 maart 2021 tevergeefs aangeboden op het adres [adres03] in [plaats01] en vervolgens op 24 maart 2021 uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie, waarna op die datum een afschrift van de dagvaarding is verzonden naar dat adres in [plaats01] ;
- de dagvaarding in hoger beroep is op 19 maart 2021 tevergeefs aangeboden op het adres [adres02] in [plaats02] en vervolgens op 25 maart 2021 uitgereikt aan een medewerker van het openbaar ministerie, waarna op die datum een afschrift van de dagvaarding is verzonden naar dat adres in [plaats02] ;
- de informatiestaten SKDB-persoon van 25 maart 2021, 24 maart 2021 en 12 maart 2021, die aan de dagvaardingen in hoger beroep zijn gehecht, houden in dat de verdachte niet was gedetineerd, dat hij met ingang van 4 december 2020 niet is ingeschreven in de BRP, dat hij vanaf 2 januari 2019 tot 4 december 2020 in de BRP was ingeschreven op het adres [adres02] in [plaats02] en dat zijn laatst opgegeven woon- of verblijfplaats (met als datum registratie 30 september 2013) [adres03] in [plaats01] is;
- de informatiestaten SKDB-persoon van 23 november 2021 en 2 november 2021, die aan de aanzegging in cassatie zijn gehecht, houden in dat de verdachte niet was gedetineerd en dat hij met ingang van 30 april 2021 in de BRP is ingeschreven op het adres [adres01] in [plaats01] .
(...)
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede onmiddellijk uitspraak te zullen doen.”
De mogelijkheid bestaat echter dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen als de verdachte na de rechtsgeldige betekening van de dagvaarding aan een medewerker van het openbaar ministerie, maar voor de aanvang van het onderzoek op de terechtzitting alsnog in de BRP is ingeschreven, zonder dat dit de rechter bekend was (vgl. HR 24 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3347).
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
14 februari 2023.