ECLI:NL:HR:2023:1308

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
21/05183
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen in hennepzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 december 2021. De verdachte, geboren in 1978, was beschuldigd van het medeplegen van het bewerken en telen van een groot aantal hennepplanten, wat in strijd is met de Opiumwet. De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar alleen voor de onttrekking aan het verkeer van bepaalde inbeslaggenomen voorwerpen. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het hof niet voldoende heeft onderbouwd waarom de onttrekking aan het verkeer van de genoemde voorwerpen gerechtvaardigd was. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen voor wat betreft de onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen die op de beslaglijst stonden genummerd 9, 11 en 14. Voor de overige klachten heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een duidelijke motivering bij beslissingen over onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen goederen, vooral in zaken die verband houden met de Opiumwet.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/05183
Datum3 oktober 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 december 2021, nummer 20-002462-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, S. van den Akker en M.J. van Berlo, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, doch uitsluitend voor zover daarbij de onttrekking aan het verkeer van de op de beslaglijst onder 9, 11 en 14 genoemde inbeslaggenomen voorwerpen is bevolen, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof dat de op de beslaglijst onder 9, 11 en 14 genoemde inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer onttrokken zijn verklaard.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is onder meer bewezenverklaard dat:
“1. primair
hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 2015 tot en met 22 september 2015 te [plaats] en [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, telkens opzettelijk heeft bewerkt een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
hij in de periode van 1 april 2015 tot en met 6 mei 2015 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk, in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft geteeld (in een pand aan [a-straat 1] te [plaats] ) in totaal 262 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
3.
hij in de periode van 1 juni 2015 tot en met 22 september 2015 te [plaats] , opzettelijk, in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft geteeld (in een pand aan [b-straat 1] te [plaats] ) in totaal 228 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.”
2.2.2
Over de onttrekking aan het verkeer heeft het hof het volgende overwogen:
“Het hof is van oordeel dat de voorwerpen onder de nummers 9 tot en met 12 en 14, zoals vermeld op de aan dit arrest gehechte beslaglijst, vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer, omdat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat dit voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan. Het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen is in strijd met de wet en het algemeen belang. Het hof zal daarom de onttrekking aan het verkeer bevelen van deze inbeslaggenomen goederen.”
2.2.3
Op de door het hof genoemde beslaglijst staan, voor zover van belang, de volgende voorwerpen vermeld:
“9. 1.00 ZAK Zak(je) (...) gripzakken in zak opschr. 300 gr (...)
11. 2.00 STK Schaar (...) kleine scharen met hennephars (...)
14. 1.00 STK Zak(je) (...) inh: hennepzkn/compostzkn/handschoenen.”
2.3
Artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht luidt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
2.4
Het oordeel van het hof dat de onder 2.2.3 genoemde aan het verkeer onttrokken verklaarde voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang, is niet zonder meer begrijpelijk. Het cassatiemiddel klaagt daarover terecht.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt in zoverre.

3.Beoordeling van de cassatiemiddelen voor het overige

De beoordeling door de Hoge Raad van het eerste cassatiemiddel, het tweede cassatiemiddel en het derde cassatiemiddel voor het overige heeft als uitkomst dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen die onder 9, 11 en 14 zijn vermeld op de aan die uitspraak gehechte beslaglijst;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 oktober 2023.