Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
3 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 1 juni 2021. De verdachte, geboren in 1986, was in hoger beroep veroordeeld voor openlijke geweldpleging tegen zijn ex-zwager. De verdachte heeft in cassatie aangevoerd dat er sprake was van een gebrek aan wederrechtelijkheid op basis van burgeraanhouding, zoals bedoeld in artikel 53 van het Wetboek van Strafvordering, en dat er sprake was van noodweerexces. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf, en heeft verzocht om vermindering daarvan. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, maar heeft geoordeeld dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen motivering hoeven geven, omdat de klachten niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Wel heeft de Hoge Raad ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van honderd uren naar 95 uren, met een vervangende hechtenis van 47 dagen. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.