Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
17 oktober 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een klaagschrift van de klaagster betreffende de inbeslagneming van haar snorfiets op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 8 maart 2022 het klaagschrift van de klaagster niet-ontvankelijk verklaard. De klaagster heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij haar advocaten H. Sytema en N.B. Genemans cassatiemiddelen hebben voorgesteld. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de klaagster in het beroep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld. Uit de door de advocaat-generaal ingewonnen inlichtingen blijkt dat er een last is gegeven voor de inbeslaggenomen snorfiets, zoals bedoeld in artikel 116 lid 2, onder c, van het Wetboek van Strafvordering. Deze last is vervolgens vernietigd met machtiging van de officier van justitie, wat betekent dat het beslag op de snorfiets inmiddels is beëindigd. Gezien deze omstandigheden heeft de Hoge Raad besloten het cassatieberoep van de klaagster niet in behandeling te nemen.
De Hoge Raad heeft op 17 oktober 2023 de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de klaagster niet-ontvankelijk is verklaard. Deze beslissing is genomen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren A.E.M. Röttgering en M. Kuijer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.