Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 november 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een jeugdige verdachte die was vrijgesproken van medeplegen van brandstichting in een voormalige woning van een medeverdachte. De verdachte, geboren in 2003, had in eerste aanleg geen straf opgelegd gekregen. De advocaat van de verdachte, A.B.E. van Kan, heeft een cassatiemiddel ingediend, waarin werd geklaagd dat de bewezenverklaring van het medeplegen van opzettelijke brandstichting niet uit de bewijsvoering kon worden afgeleid. De advocaat-generaal, T.N.B.M. Spronken, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft in zijn oordeel aangegeven dat het middel niet tot cassatie leidt. De redenen hiervoor zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad oordeelt dat het hof uit de bewijsmiddelen heeft kunnen afleiden dat de verdachte tezamen en in vereniging met een ander brand heeft gesticht. Het hof heeft de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen gebruikt om aan te geven dat het opzet van de verdachte op gezamenlijk plegen van brandstichting blijkt. De Hoge Raad concludeert dat de bewezenverklaring toereikend is gemotiveerd, ook al is niet vastgesteld of de verdachte zelf brandstichtende handelingen heeft verricht. Het beroep wordt verworpen.