Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.De conclusie van de procureur-generaal
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
21 november 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2023 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin de aanvrager was veroordeeld voor belaging, bedreiging en eenvoudige belediging. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat J.J.A.P. van Breukelen, stelde dat uit nieuw opsporingsonderzoek bleek dat de aangeefster mogelijk zelf de berichten had verstuurd waarvoor de aanvrager was veroordeeld. Dit onderzoek toonde aan dat de aangeefster gebruik had gemaakt van een betaalde service om anoniem sms-berichten te verzenden, wat de basis vormde voor de herzieningsaanvraag.
De Hoge Raad oordeelde dat de nieuwe gegevens, waaronder historische verkeersgegevens en de bekentenis van de aangeefster dat zij valse aangiften had gedaan, een ernstig vermoeden wekten dat de rechtbank, indien deze met deze informatie bekend zou zijn geweest, tot een vrijspraak van de aanvrager zou zijn gekomen. De procureur-generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot gegrondverklaring van de aanvraag en verzocht om opschorting van de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis.
De Hoge Raad verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van nieuwe bewijsvoering in herzieningsprocedures en de mogelijkheid om eerdere veroordelingen te herzien op basis van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren.