ECLI:NL:HR:2023:1602

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
23/02182
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis inzake belaging, bedreiging en belediging met nieuwe bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2023 uitspraak gedaan op een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de rechtbank Gelderland, waarin de aanvrager was veroordeeld voor belaging, bedreiging en eenvoudige belediging. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat J.J.A.P. van Breukelen, stelde dat uit nieuw opsporingsonderzoek bleek dat de aangeefster mogelijk zelf de berichten had verstuurd waarvoor de aanvrager was veroordeeld. Dit onderzoek toonde aan dat de aangeefster gebruik had gemaakt van een betaalde service om anoniem sms-berichten te verzenden, wat de basis vormde voor de herzieningsaanvraag.

De Hoge Raad oordeelde dat de nieuwe gegevens, waaronder historische verkeersgegevens en de bekentenis van de aangeefster dat zij valse aangiften had gedaan, een ernstig vermoeden wekten dat de rechtbank, indien deze met deze informatie bekend zou zijn geweest, tot een vrijspraak van de aanvrager zou zijn gekomen. De procureur-generaal F.W. Bleichrodt had geconcludeerd tot gegrondverklaring van de aanvraag en verzocht om opschorting van de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis.

De Hoge Raad verklaarde de aanvraag tot herziening gegrond en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor een nieuwe behandeling. Dit arrest benadrukt het belang van nieuwe bewijsvoering in herzieningsprocedures en de mogelijkheid om eerdere veroordelingen te herzien op basis van nieuwe feiten die niet eerder bekend waren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/02182 H
Datum21 november 2023
ARREST
op een aanvraag tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de rechtbank Gelderland van 5 maart 2019, nummer 05-841209-17, ingediend door J.J.A.P. van Breukelen, advocaat te Arnhem,
namens
[aanvrager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
hierna: de aanvrager.

1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd

De rechtbank Gelderland heeft de aanvrager veroordeeld voor – kort gezegd – belaging, diverse bedreigingen en eenvoudige beledigingen, tot onder meer een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.

2.De aanvraag tot herziening

2.1
De aanvraag tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2
De aanvraag berust op de stelling dat sprake is van een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). In de aanvraag wordt daartoe aangevoerd dat uit nader opsporingsonderzoek blijkt dat de aangeefster de berichten waarvoor de aanvrager is veroordeeld, zeer waarschijnlijk zelf heeft verstuurd door onder meer gebruik te maken van een betaalde service waarmee uit naam of met het telefoonnummer van een ander, of anoniem, sms-berichten konden worden verzonden.

3.De conclusie van de procureur-generaal

De procureur-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot de gegrondverklaring van de aanvraag, met een bevel tot (voor zover nodig) de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de bestreden uitspraak en met verwijzing van de zaak op de voet van art. 472, tweede lid, in verbinding met art. 471, eerste lid, Sv naar een gerechtshof, opdat deze in zoverre opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.

4.Beoordeling van de aanvraag

4.1
Als grondslag voor een herziening kan, voor zover hier van belang, volgens artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv alleen dienen een met stukken onderbouwd gegeven dat bij het onderzoek op de terechtzitting aan de rechter niet bekend was en dat het ernstige vermoeden wekt dat als dit gegeven bekend zou zijn geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid hetzij tot een vrijspraak van de gewezen verdachte, hetzij tot een ontslag van alle rechtsvervolging, hetzij tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot de toepassing van een minder zware strafbepaling.
4.2
Op de door de procureur-generaal in zijn conclusie onder 7-12 en 17-44 vermelde gronden moet het in de aanvraag aangevoerde worden aangemerkt als een gegeven als bedoeld in artikel 457 lid 1, aanhef en onder c, Sv. Dat wil zeggen dat het ernstig vermoeden bestaat dat de rechtbank, als deze hiermee bekend zou zijn geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken. Daarom is de aanvraag gegrond.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart de aanvraag tot herziening gegrond;
- beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de rechtbank;
- verwijst de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak op de voet van artikel 472 lid 2 Sv opnieuw zal worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 november 2023.