ECLI:NL:HR:2023:1620

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
22 november 2023
Zaaknummer
22/00251
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over oplichting, verduistering, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen met betrekking tot een project

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 januari 2022. De verdachte, geboren in 1969, was aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting, verduistering, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat W. de Vries. De benadeelde partij werd vertegenwoordigd door advocaat M.J. Meijer. De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten van de verdachte niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De beoordeling van de cassatiemiddelen vond plaats zonder dat de Hoge Raad de noodzaak zag om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

De zaak betreft complexe juridische kwesties, waaronder de geldigheid van de dagvaarding, de wetenschap van de verdachte over het niet doorgaan van het project, en de motivering van de straf. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om de strafmotivering van het hof te herzien, ondanks de argumenten van de verdediging.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00251
Datum5 december 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 13 januari 2022, nummer 23-000523-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W. de Vries, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde] heeft M.J. Meijer, advocaat te Haarlem, een schriftelijk stuk ingediend. Het is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Het bevat echter geen cassatiemiddel als in de wet bedoeld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.E.M. Röttgering en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 december 2023.