ECLI:NL:HR:2023:1669

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
30 november 2023
Zaaknummer
23/00030
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over begroting van vervangende schadevergoeding en onderbouwing van schadebetwisting

In deze zaak heeft [eiseres] B.V. cassatie ingesteld tegen PME Investment Services B.V. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] over het arrest van het gerechtshof Den Haag beoordeeld. Het hof had eerder in een arrest van 4 oktober 2022 geoordeeld over de hoogte van de schadevergoeding die [eiseres] vorderde. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de klachten van [eiseres] niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel is gegeven zonder dat de Hoge Raad verdere motivering behoeft te geven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van [eiseres] verworpen en haar veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van PME zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen op 1 december 2023 en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.J.P. Lock. De zaak is behandeld met inachtneming van eerdere vonnissen en arresten die relevant zijn voor de beoordeling van de schadevergoeding en de onderbouwing van de betwisting van de hoogte van de schade.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00030
Datum1 december 2023
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: B.M.H. Fleuren,
tegen
PME INVESTMENT SERVICES B.V.,
gevestigd te Den Bosch,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: PME,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak C/09/558985/HA ZA 18-935 van de rechtbank Den Haag van 28 november 2018, 29 mei 2019, 17 juli 2019, 30 oktober 2019, 15 april 2020 en 27 januari 2021;
b. het arrest in de zaak 200.293.721/01 van het gerechtshof Den Haag van 4 oktober 2022.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Tegen PME is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van PME begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, als voorzitter, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, S.J. Schaafsma en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
1 december 2023.