ECLI:NL:HR:2023:1707

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
23/03035
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2023 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 8 juni 2023, nummer 22/00140. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het beroepschrift in cassatie niet tijdig is ingediend. De griffier van het Gerechtshof heeft op 15 juni 2023 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden. De termijn voor het indienen van het beroepschrift eindigde op 27 juli 2023, maar het beroepschrift is pas op 2 augustus 2023 bij de Hoge Raad ontvangen. Dit betekent dat belanghebbende de wettelijke termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), heeft overschreden.

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende op 6 oktober 2023 in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom de beroepstermijn is overschreden. In zijn brief van 1 november 2023 heeft belanghebbende zijn argumenten uiteengezet, maar de Hoge Raad oordeelt dat deze argumenten geen grond bieden voor de conclusie dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Gezien de overschrijding van de termijn, heeft de Hoge Raad geen andere keuze dan het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken en is een bevestiging van de strikte naleving van de termijnen in het bestuursrecht.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/03035
Datum8 december 2023
ARREST
op het door [X] (hierna: belanghebbende) ingestelde beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 8 juni 2023, nr. 22/00140 [1] .

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van het Hof heeft op de uitspraak van het Hof aangetekend dat een afschrift van die uitspraak aangetekend aan partijen is verzonden op 15 juni 2023.
Uit een door de griffier van de Hoge Raad op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening blijkt dat dit beroepschrift op 2 augustus 2023 bij de griffie van de Hoge Raad is ontvangen.
Het beroepschrift in cassatie is dus niet ingediend binnen de in artikel 6:7 Awb gestelde termijn van zes weken, die in dit geval eindigde op 27 juli 2023.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 6 oktober 2023 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom de beroepstermijn is overschreden. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 1 november 2023 aanvoert, vormt geen grond voor het oordeel dat belanghebbende niet in verzuim is geweest. Het beroep in cassatie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren M.T. Boerlage en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023.