Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede en het derde cassatiemiddel
4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
5.Beslissing
12 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het voorhanden hebben van drie vuurwapens en een geluiddemper in zijn woning. De Hoge Raad diende te beoordelen of de klachten van de verdachte over de bewijsvoering en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep als cassatiemiddelen konden worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie voldoende was gemotiveerd, mede gezien de eerdere veroordeling van de verdachte voor inbraak en de omstandigheden waaronder de wapens waren aangetroffen. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten over de bewijsvoering niet tot cassatie leidden.
Daarnaast werd er ambtshalve beoordeeld of de redelijke termijn in acht was genomen. De Hoge Raad constateerde dat de termijn van meer dan twee jaar na het instellen van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf werd verminderd van 120 uren naar 114 uren, met een bijbehorende vermindering van de vervangende hechtenis.