ECLI:NL:HR:2023:1726

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
7 december 2023
Zaaknummer
21/02584
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over het voorhanden hebben van vuurwapens en geluiddemper met betrekking tot bewijsvoering en redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 december 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van het voorhanden hebben van drie vuurwapens en een geluiddemper in zijn woning. De Hoge Raad diende te beoordelen of de klachten van de verdachte over de bewijsvoering en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep als cassatiemiddelen konden worden aangemerkt. De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring van de aanwezigheid van de vuurwapens en munitie voldoende was gemotiveerd, mede gezien de eerdere veroordeling van de verdachte voor inbraak en de omstandigheden waaronder de wapens waren aangetroffen. De Hoge Raad concludeerde dat de klachten over de bewijsvoering niet tot cassatie leidden.

Daarnaast werd er ambtshalve beoordeeld of de redelijke termijn in acht was genomen. De Hoge Raad constateerde dat de termijn van meer dan twee jaar na het instellen van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf werd verminderd van 120 uren naar 114 uren, met een bijbehorende vermindering van de vervangende hechtenis.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/02584
Datum12 december 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 8 juni 2021, nummer 22-003100-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.Th. Nooitgedagt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf, tot vermindering daarvan aan de hand van de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2
Het cassatiemiddel leidt niet tot cassatie. De redenen daarvoor staan vermeld in de conclusie van de advocaat-generaal onder 8 tot en met 14.

3.Beoordeling van het tweede en het derde cassatiemiddel

Als cassatierechter onderzoekt de Hoge Raad alleen cassatiemiddelen (klachten) als in de wet bedoeld. Als een zodanig cassatiemiddel kan alleen gelden een stellige en duidelijke klacht over de schending van een bepaalde rechtsregel en/of het verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de bestreden uitspraak heeft gewezen. De als cassatiemiddel 2 en cassatiemiddel 3 aangeduide klachten voldoen niet aan dit vereiste, zodat zij onbesproken moeten blijven.

4.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 114 uren beloopt, subsidiair 57 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T. Kooijmans, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 december 2023.