Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
12 december 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag, dat op 22 juli 2022 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984. De verdachte is beschuldigd van poging tot doodslag, gepleegd in 2019 in Hendrik-Ido-Ambacht. Dit delict vond plaats naar aanleiding van een conflict over klussen en de betaling daarvan in de woning van zijn broer. De verdachte zou met een hamer op het hoofd van zijn broer hebben geslagen, waardoor deze van de trap viel. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen en heeft besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De uitspraak van de Hoge Raad vond plaats op 12 december 2023, waarbij de vice-president M.J. Borgers als voorzitter optrad, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering. De waarnemend griffier S.P. Bakker was ook aanwezig tijdens de openbare terechtzitting.