Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
7 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 28 april 2021. De verdachte, geboren in 1979, was betrokken bij de invoer van 222 kg hasjiesj, wat in strijd is met artikel 3.A van de Opiumwet. De Hoge Raad heeft verschillende cassatiemiddelen beoordeeld, waaronder de vraag of de verdachte opzettelijk hasjiesj binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht en of het hof terecht heeft aangenomen dat de verdachte de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij de hasjiesj zou invoeren. Daarnaast werd er een klacht ingediend over de redelijke termijn in hoger beroep en de onvolkomenheid bij de beëdiging van een of meer raadsheren van het hof.
De Hoge Raad heeft geconcludeerd dat de klachten over de uitspraak van het hof niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht. De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft deze conclusie gevolgd. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting, waarbij de vice-president V. van den Brink als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren J.C.A.M. Claassens en T. Kooijmans, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker.