ECLI:NL:HR:2023:325

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
22/04029
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen beschikking rechtbank Rotterdam inzake klaagschrift beslag ex art. 94 Sv

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 augustus 2022, met nummer RK 21/857. De klaagster, geboren in 1995, heeft een klaagschrift ingediend naar aanleiding van een beslag dat door de Spaanse autoriteiten was gelegd op haar sieraden. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het klaagschrift beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de klaagster niet binnen de vereiste termijn van 14 dagen na kennisgeving een klaagschrift had ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 5.4.10.1 van het Wetboek van Strafvordering.

De advocaat van de klaagster, R. Zilver, heeft namens haar een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 het beroep verworpen, en deze beschikking is gegeven door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.S. Kea.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/04029 Br
Datum7 maart 2023
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 18 augustus 2022, nummer RK 21/857, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze heeft R. Zilver, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 maart 2023.