Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
7 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam, gedateerd 18 augustus 2022, met nummer RK 21/857. De klaagster, geboren in 1995, heeft een klaagschrift ingediend naar aanleiding van een beslag dat door de Spaanse autoriteiten was gelegd op haar sieraden. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het klaagschrift beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de klaagster niet binnen de vereiste termijn van 14 dagen na kennisgeving een klaagschrift had ingediend, zoals voorgeschreven in artikel 5.4.10.1 van het Wetboek van Strafvordering.
De advocaat van de klaagster, R. Zilver, heeft namens haar een cassatiemiddel ingediend. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 7 maart 2023 het beroep verworpen, en deze beschikking is gegeven door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren A.L.J. van Strien en M.J. Borgers, in aanwezigheid van waarnemend griffier H.J.S. Kea.