Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
28 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 6 juli 2021. De verdachte, geboren in 1999, was in hoger beroep veroordeeld voor opzetheling en belediging van een politieagent. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld. De eerste klacht betrof de vraag of de verdachte wist dat de goederen in zijn garagebox gestolen waren. De tweede klacht ging over de belediging van de politieagent, waarbij de vraag was of het hof terecht had geoordeeld dat er geen waarnemings- of interpretatiefout was bij de verbalisanten die de belediging in het Arabisch hadden gehoord.
De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte niet gegrond verklaard en heeft geoordeeld dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.