Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
21 maart 2023.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag, gedateerd 7 september 2021, met nummer RK 21/960. De klager, geboren in 1992, heeft een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift betreft een beslag ex artikel 94 en artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering op een geldbedrag van € 960, dat onder de klager is gelegd in het kader van een verdenking van diefstal van elektrische fietsen. De klager heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat A.M.V. Bandhoe, die een cassatiemiddel heeft voorgesteld. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van de rechtbank beoordeeld. De uitkomst van deze beoordeling is dat de klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Hoge Raad heeft in dit geval geen verdere motivering gegeven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 21 maart 2023 het beroep verworpen. Deze beschikking is gegeven door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.