In deze procedure vorderen de Gewesten en Gemeenten, voor zover in cassatie van belang, op de voet van art. 1065 lid 1, aanhef en onder c of e, Rv vernietiging van de arbitrale vonnissen die zijn gewezen in Arbitrage II, op de grond dat het tweede scheidsgerecht het gezag van gewijsde van een geschilpunt dat in Arbitrage I is beslist niet in acht heeft genomen terwijl de Gewesten en Gemeenten zich daarop wel hadden beroepen. Het hofheeft de arbitrale vonnissen vernietigd. Daartoe heeft het, verkort weergegeven, overwogen als volgt: Om vast te stellen of sprake is van gezag van gewijsde met betrekking tot een bepaald geschilpunt, zal het vonnis over de zaak waarin dat punt aan de orde was uitgelegd moeten worden. (rov. 5.5)
Als algemeen uitgangspunt geldt dat de burgerlijke rechter terughoudendheid moet betrachten bij de beoordeling van een vordering tot vernietiging van arbitrale vonnissen. De burgerlijke rechter dient slechts in sprekende gevallen in te grijpen in arbitrale beslissingen. (rov. 5.7)
Het scheidsgerecht schendt de grenzen van zijn opdracht onder andere als het geschil niet is beslecht in overeenstemming met de toepasselijke wettelijke procesregels. Een van die regels is art. 1059 Rv. (rov. 5.8)
Het belang van deze regel is zwaarwegend. In dit geval heeft het tweede scheidsgerecht aan de hand van een uitleg van het arbitrale vonnis van het eerste scheidsgerecht geoordeeld dat daarin geen inhoudelijke beslissing is gegeven over het geschilpunt waarom het gaat en dat daarom het gezag van gewijsde niet is geschonden. De uitleg die het tweede scheidsgerecht in dit verband aan het arbitrale vonnis van het eerste scheidsgerecht heeft gegeven dient in deze vernietigingsprocedure terughoudend te worden onderzocht. Als die uitleg onmiskenbaar onjuist is en het geschilpunt in het concrete geval van substantiële betekenis is, is sprake van een sprekend geval waarin vernietiging van de beslissing van het tweede scheidsgerecht gerechtvaardigd is. (rov. 5.9 en 5.11)
Bij een afzonderlijke beoordeling van de vraag of daarnaast sprake is van strijd met de openbare orde hebben de Gewesten en Gemeenten geen belang. Die vraag zal niet worden beantwoord. (rov. 5.10)
De kwestie van het gezag van gewijsde heeft in deze zaak in het bijzonder betrekking op art. III lid 1 Tarievenmodel. (rov. 5.12)
In Arbitrage I is in het arbitrale vonnis van het eerste scheidsgerecht een overweging gewijd aan art. III lid 1 Tarievenmodel. (rov. 5.16)
In Arbitrage II kwam de uitleg van art. III lid 1 Tarievenmodel weer aan de orde. (rov. 5.19)
In het arbitrale tussenvonnis van 27 september 2017 heeft het tweede scheidsgerecht beslist dat de zinsnede “geen contractsverplichtingen van Attero bestaan per 1 januari 2000” in de slotzin van art. III lid 1 Tarievenmodel betekent dat er geen contractsverplichtingen bestaan “met ingang van – derhalve: op of na – 1 januari 2000”. (rov. 5.20)
In het arbitrale tussenvonnis van 28 maart 2018 heeft het tweede scheidsgerecht het beroep van de Gewesten en Gemeenten op het gezag van gewijsde met betrekking tot de uitleg van deze zinsnede verworpen. Het overwoog dat het arbitrale vonnis van het eerste scheidsgerecht geen inhoudelijk oordeel bevat over de juiste uitleg van de slotzin van art. III lid 1 Tarievenmodel. (rov. 5.22)
De vraag die in deze vernietigingsprocedure moet worden beantwoord is of het tweede scheidsgerecht tot deze uitleg van het arbitrale vonnis van het eerste scheidsgerecht heeft kunnen komen en daarmee kon oordelen dat geen sprake was van gezag van gewijsde. (rov. 5.24)
Bij de beoordeling van wat het arbitrale vonnis van het eerste scheidsgerecht inhoudt, moet de tekst daarvan worden uitgelegd mede tegen de achtergrond van het debat tussen partijen zoals dat in Arbitrage I heeft plaatsgevonden. (rov. 5.25)
Uit het de stukken van de procedure van Arbitrage I blijkt het debat van partijen. Het tweede scheidsgerecht had hierop zicht en had dit bij de uitleg van het vonnis van het eerste scheidsgerecht moeten betrekken. (rov. 5.26)
Uit het debat tussen partijen in Arbitrage I blijkt dat de uitleg van “beschikbaar afval” in de zin van art. III lid 1 Tarievenmodel een centraal geschilpunt was in Arbitrage I. (rov. 5.27-5.28)
Het standpunt van het tweede scheidsgerecht dat overweging 5.19 in het arbitrale vonnis van het eerste scheidsgerecht geen beslissing bevat over de juiste uitleg van art. III lid 1 Tarievenmodel, is onmiskenbaar onjuist. De tekst van die overweging duidt daar niet (duidelijk) op en tegen de achtergrond van het partijdebat in Arbitrage I is de uitleg van het tweede scheidsgerecht niet te begrijpen. (rov. 5.29-5.30)
Het eerste scheidsgerecht heeft wel een inhoudelijke beslissing gegeven over de juiste uitleg van art. III lid 1 Tarievenmodel. Het tweede scheidsgerecht heeft op ditzelfde punt een tegenstrijdige beslissing genomen en het gezag van gewijsde van de eerdere beslissing geschonden. (rov. 5.33)
De schending van het gezag van gewijsde is van substantiële betekenis. Er is sprake van een sprekend geval dat ingrijpen van de civiele rechter rechtvaardigt. (rov. 5.35)
Het voorgaande leidt ertoe dat het hof de arbitrale vonnissen zal vernietigen omdat het scheidsgerecht zich niet aan zijn opdracht heeft gehouden. (rov. 5.36).