ECLI:NL:HR:2023:432

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2023
Publicatiedatum
20 maart 2023
Zaaknummer
21/04788
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verontreiniging oppervlaktewater door percolaat uit voorraadberg granuliet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2023 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, dat op 11 november 2021 werd gewezen. De zaak betreft een economische overtreding met betrekking tot de verontreiniging van oppervlaktewater door percolaat dat uit een voorraadberg granuliet is gestroomd, veroorzaakt door regenval en het realiseren van een drainagegeul. De verdachte, een vennootschap, werd beschuldigd van overtredingen van de Waterwet, specifiek artikel 6.2, dat betrekking heeft op lozingsverboden.

De Hoge Raad heeft zich gebogen over verschillende cassatiemiddelen die door de verdediging zijn ingediend. De eerste vraag was of het hof in strijd met artikel 358.3 van het Wetboek van Strafvordering had verzuimd te beslissen op kwalificatieverweren, waaronder de stelling dat er sprake was van 'afvloeiend hemelwater' en dat er geen visuele verontreiniging was. Daarnaast werd de vraag gesteld of het hof de verweren van de verdediging op de juiste wijze had geciteerd en geïnterpreteerd.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Het was niet nodig om te motiveren waarom dit oordeel was gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer21/04788 E
Datum21 maart 2023
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam, economische kamer, van 11 november 2021, nummer 23-000638-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft A.H. Gaastra, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 maart 2023.